De rechtbank legde eerder een gevangenisstraf van 11 jaar op. De verdachte ging in hoger beroep, omdat hij vond dat hij hoogstens voor 3 bosbranden kon worden veroordeeld.
Negen branden
De verdachte heeft, in de periode van 16 augustus 2008 tot 6 april 2012, 9 branden gesticht. Het betrof een drietal bos/heide-branden in 2012, een brand aan een bestelbus in 2010 en 5 branden aan rieten daken van woningen van 2008 tot medio januari 2012.
Bijzonder aan deze laatste branden was dat deze waren aangestoken onder het bestek van de rieten daken. De verdachte was destijds in dienst van de meldkamer van de politie, ambulance en brandweer en werkte bij de vrijwillige brandweer. Een grootschalig onderzoek heeft in 2012 geleid tot diens aanhouding.
Gevangenisstraf van aanzienlijke duur
Het hof acht bij het bepalen van de omvang van de straf met name de volgende factoren van belang. De verdachte heeft grote materiële schade toegebracht aan andermans eigendom en heeft de branden voor het overgrote deel gesticht tijdens de nachtelijke uren en in de nabijheid van andere woningen. Bij één brand waren de bewoners zelfs thuis aanwezig. De verdachte heeft niet alleen gevaar veroorzaakt voor goederen maar hij heeft ook mensenlevens op het spel gezet.
De verdachte werkte bij de vrijwillige brandweer en moet zich zeer bewust zijn geweest van de grote risico’s die hij met zijn daden nam. De branden hebben de bewoners van delen van Het Gooi gedurende lange tijd in hun greep gehouden en bij hen voor veel angst en gevoelens van onveiligheid gezorgd.
Het hof vindt dit zeer ernstige feiten waarvoor slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Het hof acht de verdachte volledig toerekenbaar met betrekking tot de door hem gepleegde strafbare feiten, zoals deskundigen van het Pieter Baan Centrum hadden geadviseerd.
Lagere straf
De rechtbank heeft bij alle 9 feiten bewezen geacht dat door de brandstichting levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Het hof oordeelt dat hiervan bij één feit sprake was. Op grond hiervan en ook gelet op de straffen die in zaken van soortgelijke ernst worden opgelegd, vindt het hof de door de rechtbank opgelegde straf te hoog.