Na afloop van een bijeenkomst in Oranje (gemeente Midden-Drenthe) waarbij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aanwezig was, ontstond een hectische situatie in en nabij het buurthuis. Er werd toen uit veiligheidsoverwegingen besloten om de staatssecretaris en zijn gevolg zo snel mogelijk te laten vertrekken. Voor de aanwezige politie had de veiligheid van personen en het voorkomen van verstoring van de openbare orde de hoogste prioriteit.
Vervolgens ontstond er een situatie waarbij de aangeefster in deze zaak voor de auto van de staatssecretaris ging staan om te beletten dat deze verder zou rijden. De aanwezige politieambtenaar besloot op dat moment om aangeefster voor de auto te verwijderen. Hierbij raakte de aangeefster ten val en ontstond er letsel.
De officier van justitie is op basis van het dossier, dat bestaat uit getuigenverklaringen, het verhoor van de betrokken politieambtenaren, foto’s, situatieschetsen en beschikbaar filmmateriaal, tot de conclusie gekomen dat aan de aangifte geen strafrechtelijk vervolg wordt gegeven. De officier is van mening dat de politieambtenaar rechtmatig en passend in deze situatie heeft gehandeld. Het gebruikte geweld tegen de aangeefster (het wegtrekken voor de auto) valt binnen de regels met betrekking tot geweldsgebruik door de politie. Het handelen van de politieambtenaar was gericht ter voorkoming van escalatie en ten behoeve van een veilige aftocht van de staatssecretaris. Zowel de politieambtenaar als de officier van justitie betreuren het letsel dat mevrouw heeft opgelopen. Het was niet de intentie van de politieambtenaar het letsel te veroorzaken.
De aangeefster is een persoonlijk gesprek met de officier van justitie geïnformeerd over de afdoening in deze zaak.