Eerder gaf de Hoge Raad de wetgever tot 27 november 2016 de tijd om de verhoorbijstand te organiseren. Dat scherpt de Hoge Raad in het belang van de rechtszekerheid nu aan. Met deze aanscherping voorkomt de Hoge Raad dat in voorkomend geval prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie moeten worden gesteld over het punt of grondrechten worden geschonden als er geen recht op een advocaat bij het politieverhoor wordt geboden. Als die vragen gesteld hadden moeten worden, was de kans groot geweest dat veel strafzaken zouden worden aangehouden totdat er antwoord op deze vragen zou zijn. Dat zou de afdoening van die zaken langdurig en onaanvaardbaar vertragen. Door zijn eerdere uitspraak aan te scherpen en de bijstand bij het politieverhoor eerder te laten ingaan, voorkomt de Hoge Raad dit.
De Hoge Raad gaat er bij zijn beslissing vanuit dat de wetgever inmiddels voorbereidingen voor een verplichte bijstand van een advocaat heeft getroffen zodat uitvoering van de nieuwe regel geen al te grote problemen hoeft te geven. De Hoge Raad geeft ook aanwijzingen voor het geval in een zaak niet aan het recht op verhoorbijstand werd voldaan. Dat brengt nog niet mee dat een door het verhoor verkregen verklaring niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Voor de vraag of in dat geval een sanctie nodig is en zo ja welke, verwijst de Hoge Raad naar bestaande rechtspraak.