Prijzen van bestaande koopwoningen in het aardbevingsgebied daalden in het tweede kwartaal van 2015 met 2,4 procent sinds de grootste beving tot nu toe, die plaatsvond in het derde kwartaal van 2012. De koopwoningprijzen in een sociaaleconomisch en demografisch vergelijkbaar gebied daalden in die periode juist met 0,5 procent. Er kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld dat de prijsontwikkeling in beide gebieden verschilt. Dat komt doordat de schattingen van de prijsontwikkeling betrouwbaarheidsmarges hebben die elkaar overlappen.
In het gebied dat als referentie voor het aardbevingsgebied geldt, waren koopwoningprijzen na de beving van 2012 het laagst in het tweede kwartaal van 2013. In de gemeenten in het risicogebied liep de dalende lijn nog een jaar langer door: pas in het tweede kwartaal van 2014 werd de weg omhoog ook daar ingezet.
Verkoopomstandigheden minder rooskleurig
Wie zijn huis in het tweede kwartaal van 2015 verkocht in het risicogebied, heeft gemiddeld vijftig dagen langer op een koper moeten wachten dan iemand die zijn huis in het referentiegebied verkocht. Voor de grote beving (bij Huizinge) in 2012 was dat juist omgedraaid. Maar waar het aantal dagen tot verkoop in het risicogebied bleef stijgen, nam dit aantal in het referentiegebied juist af. Ook het aandeel huizen dat te koop staat is sterker toegenomen in het risicogebied dan in het referentiegebied.
Niet alleen moeten huizenverkopers in het aardbevingsgebied langer wachten voordat ze hun huis kunnen verkopen, ook moeten ze iets meer water bij de wijn doen om tot overeenstemming te komen. Een huis wordt gemiddeld voor 90 procent van de vraagprijs verkocht in het risicogebied, tegen 92 procent in het referentiegebied. In het referentiegebied werd het verschil tussen vraag- en verkoopprijs sinds 2012 kleiner, in het aardbevingsgebied niet.