De rechtbank in Rotterdam deed woensdag uitspraak in de civiele zaak waarin Vestia een tweetal besluiten van de voormalige Raad van Commissarissen nietig wilde laten verklaren. Die besluiten lagen ten grondslag aan een betaling van 3,5 miljoen euro aan Erik Staal, de voormalig directeur van Vestia bij zijn vertrek.
De voormalig directeur van Vestia en de leden van de voormalige Raad van Commissarissen van Vestia hebben verweer gevoerd tegen de vordering van Vestia. De rechtbank heeft beslist om de vordering niet toe te wijzen en de besluiten dus niet nietig te verklaren of te vernietigen. De rechtbank is van oordeel dat daarvoor geen juridische grond aanwezig is.
Dwaling?
Een belangrijke door Vestia aangevoerde grond voor vernietiging van de besluiten was dwaling. Vestia heeft zich op het standpunt gesteld dat de wilsvorming van de toenmalige Raad van Commissarissen gebrekkig was.
Er zou sprake zijn geweest van dwaling, dat wil zeggen dat de Raad van Commissarissen toen de besluiten werden genomen een verkeerde voorstelling van zaken had en dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de besluiten niet zou hebben genomen. Dat zou rechtvaardigen dat de besluiten worden vernietigd.
De leden van de toenmalige Raad van Commissarissen hebben zich echter op het standpunt gesteld dat zij destijds niet hebben gedwaald en dat zij ook geen beroep wensen te doen op dwaling. De rechtbank heeft geoordeeld dat onder deze omstandigheden de besluiten niet op deze grond vernietigd kunnen worden.