Aangetekende brief
Op 21 november 2020 was de verdachte samen met het slachtoffer, zijn partner, in de woning in Zeewolde. In het begin van de middag werd er een aangetekende brief voor de verdachte bezorgd, afkomstig van zijn partner. In deze brief verzocht het slachtoffer hem om een geldbedrag van bijna €11.000,- aan haar te betalen, omdat de man haar dit schuldig zou zijn. Daarnaast gaf de vrouw in de brief aan dat zij de samenlevingsovereenkomst die zij samen hadden wilde beëindigen. Even later hoorden de buren veel geluid, afkomstig uit de woning van de man en de vrouw. Een klein uur later belde de verdachte 112, waarna het slachtoffer onder aan de trap werd gevonden en vervolgens werd gereanimeerd. Een half uur later werd de reanimatie gestaakt. Het slachtoffer was overleden.
Wurgletsel
De schouwarts concludeerde kort na het overlijden dat sprake was van een niet-natuurlijk overlijden. De verdachte zegt dat de vrouw van de trap is gevallen, maar volgens de patholoog kunnen de verwondingen niet worden verklaard door een simpele val van de trap. In het bijzonder is het veel waarschijnlijker dat het aangetroffen letsel in de hals is veroorzaakt door verwurging. Naast de conclusies van de patholoog weegt de rechtbank mee dat de verklaring van de verdachte niet overeen komt met andere onderzoeksbevindingen, zoals het geluid dat de buren hoorden. Bovendien heeft de verdachte voortdurend wisselend verklaard over de doodsoorzaak van zijn partner, waardoor de rechtbank zijn verklaringen op dit punt niet geloofwaardig vindt. Ook was de verdachte de enige die op dat moment met het slachtoffer in de woning was en was er al voor een langere periode sprake van een gespannen situatie tussen de verdachte en het slachtoffer. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen wat de exacte doodsoorzaak is, oordeelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen dat bewezen is dat de verdachte verantwoordelijk is voor de dood van het slachtoffer door haar te wurgen, van de trap te duwen of een combinatie van beide.
8 jaar cel
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie, 11 jaar gevangenisstraf, niet in lijn is met eerder opgelegde straffen. Ook houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, de periode waarbinnen een verdachte berecht moet worden, met 15 maanden. Dat het misdrijf plaatsvond in de relationele sfeer weegt de rechtbank als strafverzwarend mee. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar.