Economisch zelfstandig betekent dat iemand ten minste het bijstandsniveau verdient. Het aandeel wordt berekend voor mensen die geen onderwijs volgen en die tussen 15 jaar en de AOW-leeftijd zijn. De cijfers komen uit de inkomensstatistieken, die het CBS vanaf 1977 maakt.
Sterkste stijging in jaren tachtig en negentig
Bij vrouwen steeg het aandeel economisch zelfstandigen in verhouding het meest in de jaren tachtig en negentig, toen de arbeidsparticipatie van vrouwen sterk toenam. Ook na de economische crisis van 2009-2013 kwamen er relatief veel economisch zelfstandige vrouwen bij. Dat komt deels doordat vrouwen meer uren per week gingen werken.
Bij mannen volgt het aandeel economisch zelfstandigen de conjunctuur, omdat zij vaker dan vrouwen werken in conjunctuurgevoelige sectoren, zoals de bouw en de ICT. Tijdens de recessie van de jaren tachtig bereikte het aandeel economisch zelfstandige mannen een dieptepunt in 1985. Ook in de vorige economische crisis en in coronajaar 2020 daalde het.
Grootste stijging bij 60-plussers
In opeenvolgende generaties vrouwen is het aandeel economisch zelfstandigen op elke leeftijd steeds groter geworden. Bij vrouwen van 60 tot 65 jaar steeg het aandeel in verhouding het sterkst. Zo was van de generatie vrouwen geboren voor 1930 op 61-jarige leeftijd 5 procent economisch zelfstandig. Van de generatie geboren tussen 1960 en 1975 was dat met bijna 50 procent tien keer zo hoog. Behalve dat vrouwen steeds vaker en meer uren werken, speelt ook hun toegenomen onderwijsniveau hierbij een rol.