Op 6 mei 2003 werd in een woning te Naaldwijk het dode lichaam aangetroffen van een 31-jarige Poolse vrouw. Zij was die morgen in de woning om hennep te knippen en is door verstikking en grof geweld om het leven gekomen. Het onderzoek naar haar dood werd op 24 augustus 2004 gesloten, omdat het niet had geleid tot de aanhouding en vervolging van een verdachte. In 2017 was er een match met het in dat jaar in de DNA-databank opgenomen DNA van de verdachte. Onder de nagels van het slachtoffer was namelijk DNA van de verdachte gevonden. Nader onderzoek volgde en op 28 mei 2019 werd de verdachte aangehouden.
Rechtbank
De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf. De verdachte heeft steeds ontkend iets met de dood van het slachtoffer te maken te hebben en zegt nooit in de betreffende woning te zijn geweest. Daarom is hij in hoger beroep gegaan. Het Openbaar Ministerie deed dat ook omdat het de opgelegde straf te laag vond.
Hof
In hoger beroep is nader onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak van het slachtoffer, het veiligstellen van DNA-sporen destijds en naar de kans in het algemeen dat DNA van iemand anders onder vingernagels terechtkomt. De uitkomsten daarvan bevestigen wat al eerder werd vastgesteld.
Het hof vindt dat het gevonden DNA een daderspoor is. Het past bij de krassen die in de hals van het slachtoffer zijn gevonden en die wijzen op afweerletsel. Een verklaring hoe zijn DNA daar is gekomen, heeft de verdachte niet gegeven. Verder zijn er getuigenverklaringen waaruit volgt dat de verdachte wist van de hennepkwekerij in de woning en dat hij daar eerder was geweest.
Straf
Het hof weegt het zeer grove geweld dat de verdachte toepaste zwaarder aan dan de rechtbank. Een gevangenisstraf van 15 jaar zou passend zijn geweest. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de lange duur van het proces in hoger beroep. Daarom legt het hof een gevangenisstraf op van 14 jaar.