Compensatie en aanvullende compensatie
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag kunnen gedupeerde ouders compensatie krijgen als de hardheid van de toepassing van het wettelijk systeem bij het uitvoeren van de kinderopvangtoeslag tot “onbillijkheden van overwegende aard heeft geleid.” Dat was hier het geval. De Belastingdienst/Toeslagen kende in februari 2021 aan de gedupeerde ouder een compensatiebedrag van € 72.382 toe. Maar de ouder vindt dat ze recht heeft op aanvullende compensatie, omdat de werkelijke schade die ze heeft geleden volgens haar groter is dan het bedrag dat ze al heeft ontvangen. De wet maakt een aanvullende compensatie mogelijk als de ouder aannemelijk maakt dat de werkelijk geleden schade groter is. Zij begrootte zelf haar totale schade op een bedrag van € 388.292, bestaande uit onder meer vervangende opvangkosten, inkomensschade en immateriële schade.
Hoeft niet te bewijzen, moet wel aannemelijk maken
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak hoeft een aanvrager zijn schade niet te bewijzen, maar moet hij wel “aannemelijk en concreet maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade het toegekende compensatiebedrag te boven gaat.” De gedupeerde ouder in deze zaak heeft dat niet aannemelijk kunnen maken. Zo zijn ingediende werkschema’s waaruit werktijden blijken onvoldoende om aannemelijk te maken dat zij tijdens die werktijden ook kosten voor kinderopvang heeft gemaakt. En hoewel de Afdeling bestuursrechtspraak zich ervan bewust is dat de kinderopvangtoeslagbesluiten stress hebben veroorzaakt, heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt dat deze besluiten zo veel stress hebben veroorzaakt dat daardoor haar longziekte COPD zo is verergerd dat dit arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft gehad. De brief van haar longarts geeft daarvoor geen aanknopingspunten. Ten slotte heeft de ouder een bedrag aan immateriële schadevergoeding ontvangen die deel uitmaakt van het totale compensatiebedrag van € 72.382. Zij heeft naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak niet aannemelijk gemaakt dat de omvang van de immateriële schade groter is dan het bedrag dat al aan haar is toegekend. De Belastingdienst heeft het verzoek om aanvullende compensatie voor de werkelijk geleden schade daarom terecht afgewezen.