Dat betoogt hoogleraar straf(proces)recht Elies van Sliedregt op vrijdag 31 maart in haar inaugurele rede. Ze bepleit een proactiever vervolgingsbeleid in samenwerking met EU-lidstaten, gericht op ‘grotere vissen’.
De meeste de daders van internationale misdrijven worden op nationaal niveau vervolgd en berecht. Maar in hoeverre is het nationale rechtsregime geschikt voor deze misdrijven en daders? Hoeveel ruimte is er voor ‘couleur locale’ bij de invulling van het vervolgingsbeleid en zijn internationale strafdoelen richtinggevend bij het opleggen van straffen?
Deze vragen raken aan de aard van het internationale strafrecht (ISR). Sinds het ontstaan van dit rechtsgebied is er discussie over het eigen/sui generis karakter van het ISR, dat zou afwijken van het reguliere, nationale strafrecht. Dit heeft niet alleen te maken met de volkenrechtelijke oorsprong en politieke context maar ook, en vooral, met de aard van de strafbare feiten. We hebben het over misdrijven van zeer verwerpelijke aard die grote morele verontwaardiging oproepen.
In haar oratie gaat Van Sliedregt dieper in op de sui generis premisse en bespreekt ze hoe deze doorwerkt in de strafvervolging in Nederland. Ze behandelt de huidige praktijk van strafvervolging van internationale misdrijven, hoe deze zich vooral richt op niet-Nederlanders die als vluchteling naar Nederland komen, maar sinds enkele jaren ook op de zogenaamde ‘terugkeerders’ (Nederlandse IS sympathisanten). Ze bespreekt de vreemdelingenrechtelijke component van het vervolgingsbeleid en bepleit een vervolgingsbeleid dat meer proactief is, zich op ‘grotere vissen’ richt en gecoördineerd verloopt, in samenwerking met andere EU lidstaten.