De Belastingdienst liet tussen 2004 en 2019 duizenden ouders de volledige kinderopvangtoeslag terugbetalen omdat zij – vaak kleine – fouten hadden gemaakt bij de aanvraag. Veel ouders raakten hierdoor in de schulden en liepen tegen bijkomende problemen op. In december 2020 besloot de overheid om die ouders sneller en ruimer te compenseren. Eén van de afspraken is dat zij zo snel mogelijk 30.000 euro (als voorschot van de nog vast te stellen totale compensatie) krijgen.
Dit gebeurde ook bij een man uit Reusel. Hij deed in december 2020 zo'n verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag en ontving het voorschot van 30.000 euro. In de wet is vastgelegd dat de Belastingdienst vervolgens binnen 1 jaar de exacte hoogte van de compensatie moet vaststellen en terugbetalen. Die termijn werd niet gehaald. De man stelde de overheidsdienst daarom in januari 2022 in gebreke. Daarna had de Belastingdienst nog eens 2 weken de tijd om een beslissing te nemen, maar ook die termijn haalde zij niet. Hierdoor moest de fiscus in mei 2022 een boete (dwangsom) van 1.442 euro aan de man betalen.
Er was (en is) echter nog altijd geen besluit genomen op het verzoek. Daarom stapte de man naar de rechter; hij ging in beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Standpunt Belastingdienst
De fiscus erkent dat zij de beslistermijn heeft overschreden, maar zegt dat dat komt door bijzondere omstandigheden. Er kwamen namelijk veel meer aanvragen voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag binnen dan was verwacht: 54.000 in totaal. Deze aanvragen – en eventuele bezwaren – beoordeelt de Belastingdienst naar eigen zeggen zorgvuldig en dat kost tijd. Daarom vragen zij de rechtbank om af te wijken van de standaard beslistermijn van 2 weken; zij willen 12 weken.
Die termijn van 12 weken zou volgens de dienst pas moeten ingaan als de herbeoordeling daadwerkelijk begint. Volgens de Belastingdienst is dat eerlijker voor ouders die niet procederen. De verzoeken van ouders worden namelijk op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen. Als de rechter een beslistermijn vastlegt en ook nog dwangsommen in het vooruitzicht stelt bij ouders die een procedure starten (zoals bij de man uit Reusel), dan moet de Belastingdienst die zaken voorrang geven. Ouders die niet naar de rechter stappen, zouden dus nog langer moeten wachten, zegt de overheidsdienst.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is het met de Belastingdienst eens dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en dat daarom een beslistermijn van 12 weken moet worden toegekend. Maar die termijn is inmiddels (ruimschoots) verstreken. De rechtbank gaat er namelijk vanuit dat de fiscus meteen met de herbeoordeling aan de slag gaat en niet wacht tot een rechter uitspraak doet in een beroepsprocedure In de wet is bovendien al een ruime termijn van 1 jaar voor de herbeoordeling opgenomen, en er zijn al extra termijnen voorbij. Daarbij komt dat de termijn om alsnog te beslissen onzeker wordt als wordt ingestemd met wat de Belastingdienst vraagt.
De rechtbank is er niet van overtuigd dat de oplossing voor het probleem moet zijn dat ouders die naar de rechter stappen, dan maar moeten wachten tot de Belastingdienst voldoende capaciteit heeft en dat dus geen dwangsom kan worden opgelegd. Daarom bepaalt de rechtbank dat de Belastingdienst binnen 2 weken na de verzending van deze uitspraak alsnog op het verzoek van de man uit Reusel moet beslissen. Als de Belastingdienst dit niet doet, moet zij een dwangsom betalen van 100 euro per dag, met een maximum van 15.000 euro.