Reinier van Zutphen: "Heel weinig mensen die zich etnisch geprofileerd voelen dienen daadwerkelijk een klacht in. Omdat zij denken dat het geen zin heeft om te klagen. Dat neem ik heel serieus. Ik zie dat er onvoldoende vertrouwen is in de overheid. Dat moet anders. Burgers met klachten over etnisch profileren moeten serieus worden genomen. Want anders sluit je mensen uit, blijven burgers zich niet gehoord voelen én leert de overheid nooit wat er nodig is om etnisch profileren te voorkomen".
Omgekeerde bewijslast
Bij klachten over etnisch profileren is het grootste probleem dat vaak niet duidelijk is of etniciteit überhaupt een rol heeft gespeeld. Het is niet reëel de bewijslast hiervoor bij de burger te leggen. Hij zal dat vrijwel nooit kunnen bewijzen. De burger mag verwachten dat de overheid kan uitleggen op basis waarvan hij geselecteerd is en in hoeverre etniciteit daarbij een rol heeft gespeeld. Dat betekent dat de overheidsinstantie moet kunnen toelichten waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Van de klachtbehandelaar mag hierin een kritische houding worden verwacht.
Institutioneel leren
De ombudsman verwacht dat overheidsinstanties individuele klachten ook aangrijpen om institutioneel te leren: Hoe werken wij hier eigenlijk? Welke instructies geven we onze medewerkers mee? Hoe voeren we het gesprek hierover binnen de organisatie? Wat kunnen andere collega's van de klacht leren?
Het rapport schetst een kader voor hoe je met klachten over etnisch profileren moet omgaan. Daarmee is dit rapport een startpunt en geen eindpunt. De overheid moet er nu in de praktijk mee aan de slag. De ombudsman blijft hierover in gesprek met overheidsinstanties.