Een woning verliest warmte via buitenmuren, vloer, dak, ramen en deuren. Als de woning goed geïsoleerd is, dan is dat warmteverlies klein en kan de woning ook met duurzame lage temperatuurbronnen worden verwarmd. Voorbeelden zijn verwarming met elektrische warmtepompen of met lage temperatuur warmtenetten op basis van aquathermie of geothermie.
De standaard voor woningisolatie is toekomstvast, in die zin dat de betreffende woning later niet nogmaals geïsoleerd hoeft te worden en ingrijpende aanpassing van de radiatoren bij overschakeling op alternatieven voor aardgas zoveel als mogelijk wordt voorkomen. Ook geeft de standaard inzicht in de mate van ventilatie, die nog nodig is in de woning. Zo kunnen woningeigenaren en verhuurders hun woningen voorbereiden op de toekomst, waarin verwarming zonder aardgas in de gebouwde omgeving de norm zal zijn.
De standaard houdt rekening met de bouwkundige kenmerken van de woning. Woningen van voor 1945 hebben bijvoorbeeld veelal geen spouwmuur. De standaard is voor deze woningen is daarom minder strikt dan voor woningen met een bouwjaar van na 1945.
Op het energielabel zal de standaard een plek krijgen, zodat potentiële kopers bij de aankoop en financiering van de woning rekening kunnen houden met de werkzaamheden die mogelijk nog aan de woning moeten plaatsvinden om deze geschikt te maken voor verwarming zonder aardgas.
Door brede toepassing van deze standaard bij verbouwingen en verduurzaming kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het halen van de klimaatdoelen en de afgesproken CO2-reductie in de gebouwde omgeving voor 2030 en 2050. Ook draagt de toepassing van de standaard bij aan het verlagen van de energierekening en het ruimtebeslag voor duurzame energieopwekking. Goed geïsoleerde woningen hebben immers minder energie nodig.
Naast een standaard voor de gehele woning zijn er ook streefwaarden voor afzonderlijke bouwdelen ontwikkeld. Deze streefwaarden zijn bedoeld om een ‘toekomstvaste’ referentie te geven voor een enkel bouwdeel zoals dak, vloer of ramen. Isoleren van een bouwdeel naar deze streefwaarde zorgt ervoor dat dit bouwdeel afdoende is geïsoleerd en bij aansluiting op een alternatieve warmtebron niet meer hoeft te worden aangepakt.