De officieren van justitie benadrukten in hun requisitoir de ernst van de zaak. “Een aanval op wat wij met zijn allen ontzettend belangrijk vinden. Hier is echt een grens zwaar overschreden. Een aanval op de persvrijheid in de Nederlandse rechtsstaat. Onze vrije pers is een groot goed. Dat is de kern van onze democratie.” Onder leiding van het OM heeft de politie breed en diepgaand onderzoek verricht: technisch onderzoek gedaan, getuigen gehoord, camerabeelden bekeken en observaties verricht.
Twee onderzoeken
Het onderzoek bestond uit twee delen: het onderzoek naar de voorbereiding en de uitvoering van de aanslag zelf en het onderzoek naar de criminele organisatie die zich bezighoudt met het stelen en helen van snelle auto’s die geschikt zijn om ernstige misdrijven zoals brandstichting en moord mee te plegen. De auto’s werden geprepareerd om er misdrijven mee te plegen. Beide onderzoeken gezamenlijk hebben geleid tot de vervolging van de elf mannen, in leeftijd variërend van 22 tot 31 jaar, die deze week voor de rechter staan.
Een 26-jarige Amsterdammer zou op 26 juni 2018 met een witte VW Caddy hebben geprobeerd het Telegraafgebouw binnen te rijden. De bedoeling was met de auto - gevuld met vaten brandbare vloeistof - een ontploffing tot stand te brengen. De auto ramde het gebouw maar door de stevige constructie van de gevel bleef de auto steken kwam niet verder dan de pui van het pand.
Op beveiligingsbeelden is te zien dat de 26-jarige verdachte de auto in brand stak nadat die tegen de gevel tot stilstand was gekomen. Een enorme explosie en brand waren het gevolg. Deze verdachte rende vervolgens naar een gereedstaande Audi die als vluchtauto werd gebruikt. Een eveneens 26-jarige verdachte zou die vluchtauto, die later uitgebrand werd teruggevonden in Amsterdam-Noord, hebben bestuurd.
Geen gewone handel
De twee Amsterdammers tegen wie het OM de hoogste straffen eiste, hadden vóór en na de aanslag veelvuldig contact met de uitvoerders. “Dat het plegen van de aanslag op het gebouw van De Telegraaf ook daadwerkelijk het doel was dat deze verdachten voor ogen hadden, blijkt uit deze feiten en omstandigheden is samenhang met elkaar bezien.” De aard en inhoud van tapgesprekken in combinatie met de tijdstippen waarop de verdachten elkaar hebben ontmoet wijst erop dat er sprake is van opzet.
De 26-jarige Amsterdammer die het OM als leider van de criminele organisatie beschouwt, kwam in 2017 in beeld na informatie van het Team Criminele Inlichtingen van de politie. Hij zou zich samen met zijn 28-jarige medeverdachte bezighouden met het stelen van snelle auto’s. De 26-jarige dook ook op in liquidatieonderzoeken, waaronder het onderzoek naar de dood van een 17-jarige stagiair in Amsterdam, die in januari 2018 werd doodgeschoten. Daarop werd een onderzoek naar hem gestart.
Uit observaties, inkijkoperaties in garageboxen en telefoontaps kwamen andere personen in beeld waarmee de 26-jarige verdachte afsprak en communiceerde over het stelen van auto’s. Langzaam werd een organisatie van in totaal acht personen zichtbaar, van wie de 26-jarige Amsterdammer de spil vormde. Het gaat in ieder geval om tien auto’s en een motorscooter in een periode van anderhalf jaar. De organisatie richtte zich volgens het OM op het stelen en helen van snelle auto’s maar ook op het witwassen, het aanbrengen van valse kentekenplaten en het voorbereiden van ernstige misdrijven zoals brandstichting en moord.
De officieren van justitie benadrukten vandaag op zitting dat het hierbij ‘niet om gewone handel ging’. De auto’s die in beeld zijn gekomen waren bestemd om ernstige misdrijven mee te plegen, waaronder liquidaties. “Planmatig, professioneel en georganiseerd werden auto’s weggenomen, om gereed te worden gemaakt voor andere criminelen. Deze vorm van faciliterende misdaad moet krachtig worden bestreden, en van de op te leggen straffen behoort een signaal uit te gaan,” aldus de officieren van justitie in hun requisitoir. “Een organisatie die mede als doel heeft om liquidaties voor te bereiden is er één van het ergste soort. (-) En de impact is groot als er daadwerkelijk een liquidatie plaatsvindt. Vooral uit oogpunt van generale preventie moet duidelijk zijn dat er op deelname aan zulke criminele organisaties strenge straffen verbonden zijn.”
Aanslag
Het motief achter de aanslag op het gebouw van De Telegraaf blijft onduidelijk. “Uit dit dossier blijkt dat de verdachten niet bereid zijn om openheid van zaken te geven. Door de verdachten wordt volstaan met ofwel een beroep op zwijgrecht, ofwel met een meer of minder onderbouwde ontkenning van iedere betrokkenheid. (-) Wie met enige nuchterheid het totaal aan onderzoeksresultaten bekijkt, moet tot de conclusie komen dat alle aanwijzingen zich richten op de opdracht voor de aanslag vanuit de georganiseerde misdaad, maar dat dit niet onomstotelijk kan worden vastgesteld.”
Ook zonder inzicht te hebben gekregen in de beweegredenen, is het voldoende duidelijk dat de verdachten op zeer grove wijze een signaal hebben willen afgeven. “Dit afgegeven signaal kan niet anders worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om te intimideren: de mond te snoeren.” Dat schokkende feit hebben de officieren in strafverzwarende zin meegewogen in hun strafeisen.