De zorguitgaven in brede zin groeiden in 2019 iets sneller dan de economie, waardoor de zorguitgaven als percentage van het bruto binnenlands product steeg van 13,0 (2018) naar 13,1 (2019). Afgebakend volgens internationale richtlijnen, waarbij onder andere de uitgaven voor welzijn en kinderopvang en een deel van de ouderenzorg niet worden meegeteld, bedroegen de uitgaven aan gezondheidszorg 80,9 miljard euro, 3,7 miljard euro (4,8 procent) meer dan in 2018.
De stijging van de zorguitgaven gaat gepaard met een toename van het aantal mensen dat in de gezondheids- en welzijnszorg werkt. Het aantal werknemers in zorg en welzijn is in het vierde kwartaal van 2019 1,35 miljoen, (bijna 51 duizend werknemers) meer dan in het vierde kwartaal van 2018.
Van 2013 tot 2019 daalden de uitgaven aan zorg als percentage van het bbp licht. De sprongen in de grafiek zijn het gevolg van zeer sterke groei van de zorguitgaven (zoals aan het begin van deze eeuw, onder andere bedoeld om wachtlijsten weg te werken) of van een economische recessie, zoals in 2008 en 2009.
Per persoon 6 120 euro uitgegeven aan zorg
In totaal werd via de overheid, verzekeringen en eigen betalingen in 2019 per persoon gemiddeld 6 120 euro uitgegeven aan zorg. Dat is 263 euro (4,5 procent) meer dan in 2018. De uitgaven aan zorg worden voor ruim 83 procent gefinancierd uit verplichte verzekeringen zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw, 44 procent) en de Wet langdurige zorg (Wlz, 20 procent), en uit bijdragen van de overheid (20 procent), waaronder de uitgaven van gemeenten in het kader van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Huishoudens betaalden zelf 10,4 procent aan zorgaanbieders: 4,8 procent via het eigen risico (Zvw) en eigen bijdragen (Wlz en Wmo) en 5,5 procent direct aan zorgaanbieders, bijvoorbeeld bij kinderopvang of de aanschaf van een bril. De resterende 6 procent van de zorg werd betaald uit aanvullende verzekeringen en door bedrijven, bijvoorbeeld voor arbodienstverlening.