Dit komt mede door de grote verscheidenheid aan toelatingsprocedures, die afwisselende of helemaal geen eisen stellen aan de veiligheid van de voertuigen. Bovendien is er onvoldoende zicht op het effect van veel verschillende voertuigen op de verkeersveiligheid. Dit blijkt uit het rapport ‘Veilig toelaten op de weg – Lessen naar aanleiding van het ongeval met de Stint’ dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid vandaag heeft gepubliceerd. De aanleiding van dit onderzoek was het ongeval waarbij een Stint in botsing kwam met een trein in Oss op 20 september 2018. Vier kinderen kwamen om het leven, de bestuurster van de Stint en een vijfde kind raakten zwaargewond. Het ongeval riep in de samenleving en de politiek vragen op over de veiligheid van dit type licht gemotoriseerde voertuigen. Dit schrijft de Onderzoeksraad voor Veilig op de website.
Er verschijnen steeds meer verschillende voertuigen op de weg. Met name op het fietspad wordt het steeds drukker met diverse soorten voertuigen. De toelating en mogelijke keuring van deze voertuigen kan onderverdeeld worden in vier verschillende categorieën. Naast voertuigen die zonder keuring of via Europese procedures op de weg komen, bestaat er in Nederland een categorie voor bijzondere bromfietsen. Deze is ontstaan onder grote politieke druk om innovatieve voertuigen, zoals destijds de Segway, simpel en snel toe te laten op de openbare weg. Deze categorie vertoont echter tekortkomingen. De definitie van deze categorie was tussen 2007 en 2015 erg breed, zodat veel verschillende soorten voertuigen hier binnen vielen en dus gemakkelijk op de openbare weg konden komen. Het toelatingsproces werd voorts eenvoudig ingericht en week sterk af van de Europese procedures: er werden minimale eisen gesteld aan het voertuig en de veiligheid daarvan. Hierdoor ontbrak een effectieve veiligheidstoets voordat de voertuigen op de weg kwamen.
Zonder keuring op de weg
Naast genoemde tekortkomingen bij de toelating van bijzondere bromfietsen signaleert de Raad ook veiligheidsproblemen bij de voertuigen die zonder keuring op de weg komen. Bijvoorbeeld de elektrische bakfiets, die net als de Stint tot tien kinderen kan vervoeren. De voertuigen zijn in snelheid, gewicht en functionaliteit grotendeels vergelijkbaar met elkaar, maar de elektrische bakfiets komt zonder toelatingsprocedure op de weg. Daarnaast rijden er steeds meer voertuigen op de weg die officieel niet zijn toegelaten en in de praktijk dus illegaal zijn, zoals elektrisch aangedreven stepjes, elektrische skateboards en monowheels. Ook hierop ontbreekt het zicht op de veiligheid en het gebruik ervan in het verkeer.
Herhaling van geschiedenis
Het gebruik van de Stint werd na het ongeval in Oss opgeschort, deze mocht niet meer de openbare weg op. Om zo snel mogelijk de nieuwe versie van de Stint de weg op te krijgen, heeft de Kamer – op nadrukkelijk verzoek van diverse brancheverenigingen in de kinderopvang – de minister opgedragen om het toelatingskader bijzondere bromfietsen in hoog tempo aan te passen. Net als destijds bij de Segway oefent de Kamer zo politieke druk uit om één specifiek voertuig (de Stint) weer op de weg te krijgen. De veiligheidseisen voor bijzondere bromfietsen zijn inmiddels aangepast, maar de toelatingsprocedure is niet gewijzigd. De tekortkomingen die de Onderzoeksraad heeft vastgesteld in het toelatingsproces zijn daarmee nog niet opgelost. Hierdoor is er nog steeds onvoldoende zicht op de veiligheid bij het op de weg komen van licht gemotoriseerde voertuigen, waaronder de aangepaste Stint.
Aanbevelingen
Twintig procent van de in totaal 678 dodelijke slachtoffers in het verkeer waren vorig jaar gebruiker van een licht gemotoriseerd voertuig. Gezien de toegenomen drukte op de openbare weg en de grote aantallen slachtoffers, kunnen maatregelen niet op zich laten wachten. De Onderzoeksraad beveelt de minister van Infrastructuur en Waterstaat daarom aan om de wijze te herzien waarop licht gemotoriseerde voertuigen op de weg komen.
De Onderzoeksraad is van mening dat de categorie bijzondere bromfietsen moet worden ingericht naar Europees model. De risico’s van alle licht gemotoriseerde voertuigen moeten in kaart worden gebracht en worden getoetst aan een door de minister vastgesteld veiligheidsniveau. Voor sommige voertuigen kan dat betekenen dat mogelijk alsnog een toelating wordt ingevoerd, voor andere dat de toelating opnieuw wordt beoordeeld. Voor voertuigen die al op de weg zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om alsnog de veiligheid te vergroten. De Onderzoeksraad beveelt aan dat een onafhankelijk keuringsinstantie eindverantwoordelijk wordt voor de besluitvorming over toelating, in Nederland is dat de RDW. De Tweede Kamer en de minister zijn verantwoordelijk om beleid vast te stellen om de verkeersveiligheid op de openbare weg te verbeteren. De minister, noch de Kamer moet treden in de uiteindelijke beoordeling van de veiligheid van (nieuwe) voertuigen.