Beleggingen
Staatssecretaris Snel: 'Veel spaarders in Nederland vinden het nu onrechtvaardig dat zij belasting betalen. Dit begrijp ik, want op dit moment worden zij belast alsof een deel van het vermogen dat ze hebben uit beleggingen bestaat, ook als zij alleen spaargeld hebben. Daardoor moeten zij meer belasting betalen dan wanneer je afzonderlijk naar hun spaargeld zou kijken. Met dit voorstel gaan straks circa 1,35 miljoen spaarders helemaal geen box 3-belasting meer betalen. Dit wordt misschien wel de grootste wijziging in de inkomstenbelasting sinds 2001.'
Volledig spaargeld
Iedereen die meer vermogen heeft dan 30.360 euro (of 60.720 euro met fiscaal partner) uit bijvoorbeeld spaargeld of aandelen, betaalt hier nu belasting over. Op dit moment wordt er vanuit gegaan dat het vermogen waarover je belasting betaalt voor een bepaald deel uit beleggingen bestaat, ook als dat niet het geval is en het vermogen volledig uit spaargeld bestaat.
De werkelijke verhouding
In het voorstel wordt straks voor het eerst gerekend met de werkelijke verhouding tussen spaargeld, beleggingen en schulden van de belastingplichtige. Dit betekent dat de belasting over spaargeld wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke hoeveelheid spaargeld. Over deze werkelijke hoeveelheid spaargeld wordt dan een vooraf vastgestelde rente berekend, die zoveel mogelijk aansluit bij de werkelijke spaarrente en daardoor ook vele malen lager is dan dat op beleggingen. Dit zou op dit moment bijvoorbeeld maar 0,09% zijn. Hierdoor gaan circa 1,35 miljoen mensen straks helemaal geen belasting meer betalen. Het voorstel is daarnaast zo vormgegeven dat de kleine beleggers (onder de 30.000 euro) die nu geen belasting betalen dat straks ook niet hoeven. Voor degenen die wel belasting blijven betalen wordt het tarief circa 33%.
Anti-arbitragemaatregelen
Het nieuwe stelsel is zo ontworpen dat de voordelen van het huidige systeem behouden blijven, zoals de vooraf ingevulde aangifte. Het nieuwe systeem is wel gevoeliger voor belastingontwijking. Er worden dan ook maatregelen genomen om dit tegen te gaan, de zogenaamde anti-arbitragemaatregelen.
Wetsvoorstel in de maak
De komende tijd wordt het voorstel uitgewerkt in een wetsvoorstel, dat voor de zomer van 2020 aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. Daarbij zal ook in kaart worden gebracht wat de effecten zijn voor specifieke groepen. Het wetsvoorstel kan dan voor het einde van 2020 in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. De Belastingdienst moet vervolgens voldoende tijd hebben om deze grote structuurwijziging door te voeren, waarbij het streven is dat het nieuwe systeem vanaf 1 januari 2022 in gaat.