Uitlatingen
Brandt Corstius deed zijn beschuldigingen in 2017 in het dagblad Trouw, het TV-programma DWDD en in het Radio 1 Journaal, zonder de naam van zijn beweerdelijke verkrachter te noemen. Wel bevestigde hij later dat het een man betrof die tegelijk met hem had gewerkt bij het programma Barend en Van Dorp. Naar aanleiding van deze uitlatingen werd Van Dam onderwerp van speculaties. Brandt Corstius plaatste bovendien op 19 juli 2018 op de website medium.com een persbericht toen hij had gehoord dat het Openbaar Ministerie Van Dam wegens gebrek aan bewijs niet zou vervolgen voor het drogeren en verkrachten van Brandt Corstius. In dat persbericht herhaalde Brandt Corstius de beschuldiging van verkrachting door Van Dam. Van Dam heeft beide keren aangifte gedaan van smaad(schrift). Brandt Corstius heeft zich erop beroepen dat hij zijn uitlatingen heeft gedaan in het kader van de #MeToo discussie en daarom niet vervolgd zou moeten worden.
Alsnog vervolging
Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de strafrechter – al dan niet na nader onderzoek – wellicht tot een veroordeling voor smaad(schrift) zou kunnen komen. Omdat het om een meer dan eens in de landelijke media gedane beschuldiging van een ernstig misdrijf gaat en die beschuldiging met het persbericht nog een keer publiekelijk is bevestigd, is er ook een algemeen belang bij strafrechtelijke vervolging. Dit houdt echter niet zonder meer in dat de strafrechter later Brandt Corstius ook zal veroordelen: de strafrechter zal moeten beoordelen of er al dan niet sprake is van strafbare feiten en of Brandt Corstius zich met succes op een zogenoemde strafuitsluitingsgrond kan beroepen.