Op 23 mei 2019 worden voor de negende keer Europese verkiezingen gehouden in Nederland. Voor deze verkiezingen is naar schatting 96,9 procent van de Nederlandse bevolking vanaf 18 jaar kiesgerechtigd. Kiesgerechtigden zijn inwoners met een Nederlandse achtergrond én inwoners die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maar wel EU-burger zijn.
In 1979 was het de eerste keer dat inwoners – van wat toen nog de Europese Gemeenschap heette – rechtstreeks hun vertegenwoordigers voor het Europees Parlement konden kiezen. De verkiezingen worden om de vijf jaar gehouden, in een toenemend aantal lidstaten van de Europese Unie. Sinds 2013 telt de EU 28 lidstaten.
Bijna half miljoen kiesgerechtigden met niet-Nederlandse nationaliteit
Van de kiesgerechtigden hebben ruim 491 duizend personen een niet-Nederlandse nationaliteit. Bijna een kwart (24 procent) van hen is Pools. Op ruime afstand volgen kiesgerechtigden uit Duitsland (14 procent) en het Verenigd Koninkrijk (9 procent).
Van de recent tot de EU toegetreden landen is, na Polen, het aandeel Roemeense en Bulgaarse stemgerechtigden het grootst.
Iets meer dan de helft van de kiesgerechtigden 50-plusser
Begin dit jaar was iets meer dan de helft (50,7 procent) van de kiesgerechtigden 50 jaar of ouder. Bijna een kwart (24,4 procent) van de potentiële kiezers is 65 jaar of ouder. Iets minder dan 8 procent van de kiesgerechtigden mag voor de eerste keer deelnemen aan de Europese verkiezingen. Bij de vorige verkiezingen hadden zij de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt. Niet-Nederlandse kiesgerechtigden komen vooral voor in de leeftijdscategorie van 25 tot en met 35 jaar.