Hij staat terecht voor de gewelddadige dood van Milica van Doorn in 1992. Het OM acht gekwalificeerde doodslag en verkrachting bewezen.
DNA
Milica van Doorn wordt op 8 juni 1992 dood aangetroffen in een vijver in Zaandam. Vanaf dan breekt een lange periode van onzekerheid aan voor de nabestaanden van Milica. Wat is er met hun dochter en zusje gebeurd? En vooral: wie heeft dit op zijn geweten? De inzet van grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek heeft 25 jaar na de gewelddadige dood van Milica geleid tot aanhouding van de verdachte. Verdachte zelf weigerde mee te werken aan dat DNA-verwantschapsonderzoek. Via een familielid dat wel meedeed heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verwantschap vastgesteld. Dit leidde, samen met andere onderzoeksgegevens uit het politiedossier, tot zijn aanhouding. Bij verdachte is daarna verplicht DNA-materiaal afgenomen. Daarvan heeft het NFI vastgesteld dat dit overeen komt met het DNA-daderprofiel dat in het lichaam van Milica is aangetroffen.
Geheime relatie
Verdachte doorbreekt op zitting zijn eerdere zwijgen en vertelt een alternatief scenario. Hij zou een geheime relatie met Milica hebben gehad. Het OM verwijst deze verklaring naar het rijk der fabelen. De officier van justitie zegt daarover: ‘’De politie heeft tijdens de verhoren zo vaak aan verdachte gevraagd om een verklaring hoe, indien hij niet de dader is in deze zaak, zijn DNA-materiaal in het lichaam van Milica terecht kan zijn gekomen.’’ Maar die verklaring is nooit gekomen.
De officier vervolgt: ‘’De verklaring die verdachte nu, bijna een jaar na zijn aanhouding, aflegt en die een andere duiding moet geven aan de bewijsmiddelen die het onderzoek heeft opgeleverd, heeft in dit licht de glans van waarheid en authenticiteit verloren.’’ Bovendien: als de verdachte een affaire zou hebben gehad met Milica dan zouden haar vriendinnen dit hebben geweten. Ook zou verdachte persoonlijke details over Milica hebben moeten weten en op zijn minst geschrokken moeten zijn over het bericht dat zij dood was. Ter zitting bleek verdachte de vragen die het OM daarover stelde niet te kunnen beantwoorden.
Bewijs
Volgens het OM is Milica verkracht en om het leven gebracht door de verdachte. Beide delicten zijn in zowel tijdsbestek als plaats onlosmakelijk met elkaar verbonden, en daarom door dezelfde dader gepleegd. De officier van justitie: ‘’Geconcludeerd moet worden dat zeden- en levensdelict bij elkaar horen. En als zeden- en levensdelict bij elkaar horen, is het gevonden DNA-spoor in het lichaam van Milica dus een daderspoor van het levensdelict.’’
De officier vervolgt: ‘’Uit het hele sporenbeeld leidt het OM af dat Milica niet vrijwillig met de verdachte is meegegaan, dat zij het seksueel contact met verdachte onder dwang heeft ondergaan en dat dusdanig excessief geweld is toegepast dat het slachtoffer om het leven is gekomen.’’
Gekwalificeerde doodslag
In de ogen van het OM is sprake van gekwalificeerde doodslag: iemand om het leven brengen om een ander feit te verhullen. Milica is aangetroffen in het water, haar lichaam afgedekt met riet. ‘’Hieruit leidt het OM af dat verdachte, teneinde te voorkomen dat ontdekt zou worden dat hij het slachtoffer heeft verkracht, haar om het leven heeft gebracht’’, aldus de officier. ‘’Hij heeft het 19-jarige meisje, met nog een heel leven voor zich, toen zij na een feestje op weg was naar huis, gedwongen tot seksueel contact en heeft haar vervolgens het meest kostbare dat een mens bezit, het leven, ontnomen. Slachtoffer moet de laatste momenten van haar leven onvoorstelbaar bang zijn geweest en hebben geweten dat haar laatste uur had geslagen. Dat moet vreselijk voor haar zijn geweest. Schrijnend is het vast te moeten stellen dat Milica nooit heeft geweten dat zij geslaagd was voor haar eindexamen HAVO.’’
Twintig jaar
Het OM eist twintig jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De officier besluit: ‘’De enige wijze waarop aan de ernst en de aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, recht kan worden gedaan, is met de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat verdachte niet eerder voor dergelijke misdrijven is veroordeeld doet aan het voorgaande niets af.’’
De rechtbank doet op 5 december uitspraak