De verdachte reed op 5 november 2017 met onder meer een vriend naar een salsafeest in een beachclub in Best. Hij nam een vuurwapen mee en liet dit bij aankomst in de auto liggen. Binnen was hij betrokken bij een opstootje en wilde – volgens eigen zeggen – een verdere confrontatie uit de weg gaan door te vertrekken. Bij de uitgang ontstond er echter opnieuw een opstootje tussen de groep waar de verdachte bij hoorde en een andere groep feestgangers. De verdachte onttrok zich op dat moment aan het tumult en liep naar de auto van zijn vriend. Daar pakte hij zijn vuurwapen en stapte weer uit. Vervolgens kwam er een man op hem afgestormd. Terwijl een beveiliger die belager probeerde weg te trekken, schoot de verdachte de man in zijn hoofd. De verdachte rende vervolgens weg en vuurde tijdens het wegrennen in de lucht. Het slachtoffer overleed later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.
Grenzen overschreden
Volgens de verdachte ging zijn wapen onbedoeld af toen hij werd belaagd door een aantal personen, onder wie het slachtoffer. De rechtbank schuift deze verklaring terzijde. Er zijn diverse onderzoeksbevindingen die erop wijzen dat de verdachte het wapen op het slachtoffer richtte en vervolgens vuurde.
Daarnaast stelt de verdediging dat de verdachte uit noodweer zou hebben geschoten.
De rechtbank concludeert dat de verdachte door het slachtoffer werd 'bestormd', zoals aanwezige beveiligers het omschrijven. De rechtbank kwalificeert dit juridisch gezien als ‘een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding’ van de verdachte door het slachtoffer. Daarmee was er volgens de rechtbank sprake van een noodweersituatie en mocht de verdachte zich verdedigen. Maar de rechtbank vindt de manier waarop hij zich heeft verdedigd buiten alle proportie. Het slachtoffer was de enige die hem aanviel en was ongewapend.
Diepe sporen
De verdachte maakte zich schuldig aan een brute en onomkeerbare daad. Door zijn handelen bracht hij in de eerste plaats aan de ouders en andere gezinsleden van het slachtoffer enorm en onherstelbaar leed toe. Ook buiten de kring van directe familieleden maakte de dood van het slachtoffer diepe indruk. De rechtbank denkt daarbij aan verdere familie, vrienden, maar ook aan personen die ongewild getuige waren van de schietpartij. Voor al die personen is het misschien een gebeurtenis die zij voor lange tijd, zo niet de rest van hun leven, bij zich zullen dragen. Daarnaast pleegde de verdachte een poging tot doodslag door te schieten op een beveiliger die vlak bij het slachtoffer stond. Dat gebeurde terwijl de beveiliger aan het werk was de aanwezigen te beschermen. De gebeurtenissen hebben ook bij hem diepe sporen achtergelaten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar vergelijkbare zaken: doodslag, terwijl de verdachte voorafgaand of tijdens zijn handelen in een noodweersituatie verkeerde. In dit soort gevallen wordt gemiddeld een celstraf tussen de 8 en 10 jaar opgelegd. Daarbij komt in deze zaak de poging tot doodslag op de beveiliger en het verboden wapenbezit. Al met al komt de rechtbank tot een celstraf van 12 jaar.
De verdachte moet daarnaast de vliegtickets van een aantal familieleden vergoeden die zij aanschaften voor de begrafenis van het slachtoffer in Marokko. De rechtbank komt niet tot toewijzing van verzoeken om affectie- en schokschade. De beveiliger krijgt een schadevergoeding van bijna 4.500 euro.