In het schooljaar 2016/’17 maakten 177 duizend basisschoolleerlingen in groep acht een keuze voor het vervolgonderwijs. Die keuze is gebaseerd op het advies dat de leerkracht geeft voor 1 maart, maar kan later naar boven worden bijgesteld op basis van de score op de eindtoets. Het advies wordt nooit naar beneden bijgesteld als uit de eindtoets een lager advies komt.
Bij hoger advies meestal toch geen bijstelling
In 2016/’17 kwamen bijna 58 duizend leerlingen na de uitslag van de eindtoets in aanmerking voor een bijstelling naar boven van het oorspronkelijke leerkrachtadvies. Bij 2 op de 10 van hen (ruim 13 duizend leerlingen) is het schooladvies ook daadwerkelijk naar boven bijgesteld. Dat komt neer op 7,6 procent van alle leerlingen in groep acht van dat schooljaar.
Van groepachtleerlingen uit huishoudens uit het hoogste inkomenskwintiel, kreeg 6,2 procent een bijstelling van het schooladvies. Het schooladvies wordt vaker bijgesteld naarmate kinderen afkomstig zijn uit een huishouden met een lager inkomen. Van de kinderen uit het laagste inkomenskwintiel werd 9,1 procent van de adviezen bijgesteld, en van de kinderen uit het een na laagste kwintiel 8,1 procent.
Op basis van dit onderzoek wordt vastgesteld dat er verschillen zijn tussen inkomensgroepen, maar dat wil niet zeggen dat inkomen de verklaring of oorzaak is. Waarschijnlijk spelen andere factoren een rol.
1 op 3 leerlingen uit hoge inkomens krijgt vwo-advies
Bij de adviezen die leerkrachten voorafgaand aan de eindtoets hebben gegeven, werd 35,9 procent van de leerlingen uit het hoogste inkomenskwintiel verwezen naar het vwo, 12,7 procent kreeg een gecombineerd havo/vwo-advies. In lagere inkomenskwintielen komen deze hoge adviezen minder vaak voor. Van de groepachtleerlingen uit een huishouden in het een na laagste kwintiel, kreeg 13,6 procent een vwo- en 7,4 procenteen havo/vwo-advies.