Zo kunnen personen die worden verdacht van een ernstig terroristisch misdrijf op basis van alleen een verdenking langer in voorlopige hechtenis worden gehouden. Dit om méér tijd te hebben om bewijs te verzamelen. Bijvoorbeeld voor zaken waarin ingewikkeld (forensisch) onderzoek nodig is. Het Openbaar Ministerie moet in zo’n geval een terrorismeverdachte nog maximaal dertig dagen langer kunnen vasthouden.
Daarnaast wordt het makkelijker bij verdachten van terroristische misdrijven celmateriaal af te nemen, met het oog op DNA-onderzoek. Nu moet nog sprake zijn van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Dit kan een belemmering zijn voor adequaat onderzoek naar terroristische misdrijven. Bijvoorbeeld als meerdere verdachten in beeld zijn en hun onderlinge relatie en werkverdeling in kaart moet worden gebracht, terwijl de verdenking nog niet tegen elke verdachte afzonderlijk sterk genoeg is om celmateriaal te kunnen afnemen. Op zo’n moment is dan juist behoefte aan nader onderzoek.
Verder wordt de aangifteplicht uitgebreid tot alle terroristische misdrijven, inclusief de voorbereiding van die misdrijven. Informatie over een mogelijke aanslag of over deelneming aan een terroristische organisatie is cruciaal voor de bestrijding van terrorisme. Zo bieden alertheid en actie van de omgeving kansen om de voorbereiding van een aanslag door een (solistische) aanslagpleger tijdig te ontdekken.
Tot slot krijgt rechter de mogelijkheid om iemand die is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf uit het kiesrecht te ontzetten. Dat kan nu nog maar in een beperkt aantal gevallen. De maatregel is alleen aan de orde als de verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste 1 jaar voor het plegen van een terroristisch misdrijf.