De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en Rijksoverheid zijn afwachtend en Groningse bestuurders, geholpen door lokale actiegroepen, proberen continu de publieke druk zo sterk mogelijk op te voeren. Het onderlinge wantrouwen tussen de NAM, Rijksoverheid en Groningse bestuurders is bepalend voor de aanpak van de gevolgen. Dat blijkt uit onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam onder direct betrokkenen bij de aardgaswinning in Groningen en waarvan de resultaten zijn gepubliceerd in Public Administration.
Spiraal van wantrouwen
“De NAM, Rijksoverheid en Groningse bestuurders zitten opgesloten in een spiraal van wantrouwen rond aarbevingsmaatregelen”, aldus VU-organisatiewetenschapper Arjen Schmidt. Na de aardbeving in Huizinge in 2012 was de reactie van de NAM en Rijksoverheid terughoudend. “Pas na aanhoudende protesten van actiegroepen en lokale bestuurders namen zij concrete maatregelen.” Iedere keer wanneer aardbevingen en gaswinning negatief in het nieuws kwamen, zagen NAM en het Ministerie van Economische Zaken zich gedwongen om verdere concessies te doen. Was dit niet naar tevredenheid van Groningers? Dan probeerden zij met man en macht aardbevingen weer op de publieke agenda te krijgen. Het gevolg is een sterke daling van wederzijds vertrouwen die de komst van een goede oplossing in de weg staat.
Het VU-onderzoek laat zien dat er nog een lange weg te gaan is om tot een goede oplossing van de Groningse aardbevingsproblematiek te komen. Schmidt: “Meer inspraak voor lokale bestuurders en Groningse belangengroepen lijkt daarbij een must. Daar ligt een belangrijke taak voor de opvolger van de net opgestapte Nationaal Coördinator Groningen, Hans Alders. Inspraak kan in allerlei vormen nuttig zijn, zolang de belangen van de Groningers goed worden meegewogen.”
Schmidt en collega-organisatiewetenschappers Kees Boersma en Peter Groenewegen namen 37 interviews met direct betrokkenen af, analyseerden beleidsrapporten, krantenartikelen en Kamerverslagen. Hun onderzoek levert een belangrijke bijdrage aan wetenschappelijke debatten over de relatie tussen crises en ingrijpende beleidswijzigingen. Specifiek geeft het nieuw inzicht in de rol van gevestigde partijen en belangen die staand beleid tegenover inmenging van buiten proberen te verdedigen.