Er zijn 78.209 (19,4%) dierproeven verricht op genetisch gewijzigde dieren. Dat is een daling van 49.604 ten opzichte van het jaar ervoor. Dat staat in het jaarverslag dierproeven 2016 dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) vandaag heeft uitgebracht.
Inspecties
De NVWA houdt toezicht op de naleving van de Wet op de dierproeven (Wod). Alle vergunninghouders die in 2016 dierproeven hebben gedaan zijn geïnspecteerd. De NVWA voerde in 2016 in totaal 300 inspecties uit. Dit zijn ongeveer evenveel inspecties als in 2015. Tijdens de inspecties gaf de NVWA 3 schriftelijke waarschuwingen aan 3 verschillende vergunninghouders. In 2016 verleende de NVWA nieuwe vergunningen aan 4 instellingen, 4 vergunningen werden ingetrokken en 5 vergunningen werden gewijzigd. Eind 2016 waren 81 instellingen in het bezit van een vergunning voor het verrichten van dierproeven. Instellingsvergunninghouders zijn bijvoorbeeld universiteiten, academische ziekenhuizen, onderzoeksinstellingen en farmaceutische bedrijven.
Opnieuw inzetten van proefdieren
Het werkelijke aantal proefdieren ligt lager dan het aantal verrichte dierproeven. Dat komt doordat sommige proefdieren deelnemen aan meerdere onderzoeken. In 2016 zijn bij 10.819 procedures proefdieren opnieuw ingezet.
Niet gebruikte dieren
Aan de andere kant zijn er dieren gedood zonder dat zij onderdeel waren van een dierproef. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen dieren die zijn doodgegaan of gedood na gebruik in fok (bijvoorbeeld ouderdieren die zijn gebruikt voor de fok) en dieren die zijn dood gegaan of zijn gedood vóór gebruik in fok of dierproef (bijvoorbeeld doordat ze niet geschikt zijn voor gebruik in dierproeven). In 2016 zijn 104.166 dieren dood gegaan of gedood na gebruik in fok en 336.600 dieren doodgegaan of gedood vóór gebruik in fok of dierproef. Het totaal aantal dieren dat in 2016 is doodgegaan zonder dat ze zijn gebruikt in een dierproef is daarmee 440.766. Dit is een stijging van 8,5 % ten opzichte van 2015.