Aanleiding verzoek
Op 16 februari 2018 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd om – in aanvulling op haar eerdere advies van 20 december 2017 – een voorlichting uit te brengen over de juridische vormgeving van het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum. Aanleiding voor het verzoek was het plenaire debat over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer op 15 februari j.l.
Gekozen constructie is juridisch houdbaar
De wetgever (regering en parlement) is niet gebonden aan eerdere keuzes die de wetgever heeft gemaakt. Dit betekent dat de wetgever altijd kan afwijken van wetten die eerder zijn vastgesteld. De wetgever kan deze ook wijzigen of afschaffen. Op grond van dit fundamentele democratische beginsel kan de wetgever dus ook bepalen dat over een wet, die volgens de Wet raadgevend referendum referendabel zou zijn, geen referendum wordt gehouden.
Referendabiliteit
De constructie die in het wetsvoorstel is opgenomen om de referendabiliteit van het voorstel uit te sluiten, is naar het oordeel van de Afdeling advisering in juridische zin effectief. De terugwerkende kracht tot het moment van bekrachtiging, zoals geregeld in artikel VI van de intrekkingswet, heeft tot gevolg dat er geen onduidelijkheid bestaat over de uitsluiting van een referendum over die intrekkingswet. Dat betekent dat over de intrekkingswet geen referendum kan worden gehouden.
Wenselijk?
Maar de wetgever moet politieke vraag beantwoorden of dit wenselijk is. De vraag naar de juridische houdbaarheid van de gekozen constructie in het wetsvoorstel moet echter nadrukkelijk worden onderscheiden van de politieke vraag naar de wenselijkheid om geen referendum mogelijk te maken over de intrekkingswet.
Kanttekeningen
De Afdeling advisering heeft in haar advies van 20 december 2017 kanttekeningen geplaatst bij de motivering van de regering in het wetsvoorstel om geen referendum mogelijk te maken. Naar aanleiding van deze kanttekeningen in het advies heeft de regering de toelichting op het wetsvoorstel aangevuld. Of het wenselijk is om over de intrekkingswet geen referendum te houden, is een politieke vraag. Deze vraag moet de wetgever, dus regering en parlement gezamenlijk, beantwoorden.