In de zomer van 2016 liet korpschef Erik Akerboom een oriënterend onderzoek instellen naar de bestedingen van de Centrale Ondernemingsraad van de politie. Uit dit onderzoek kwam het disciplinaire onderzoek naar de voormalig voorzitter voort.
Definitief
Dit disciplinaire onderzoek is afgelopen zomer afgerond, waarna de korpschef een voorgenomen besluit verzond aan de voormalig voorzitter. De zogenoemde zienswijze die de voormalig voorzitter in reactie op dit voorgenomen besluit indiende, leidde niet tot aanpassing ervan en is daarmee definitief geworden.
Bezwaar
De voormalig voorzitter kan tegen het definitieve besluit nog bezwaar aantekenen bij een interne commissie, die de korpschef kan adviseren de maatregel te heroverwegen. Uiteindelijk is ook een gang naar de rechter mogelijk. Deze eventuele vervolgstappen staan een effectuering van de maatregelen niet in de weg.
Voor de voormalig voorzitter van de COR betekent het besluit dat hij per 28 december niet meer bij de politie in dienst is.
Voorwaardelijk ontslag
Een ander voormalig COR-lid tegen wie een disciplinair onderzoek was ingesteld, kreeg onlangs voorwaardelijk strafontslag opgelegd. Mocht hij opnieuw een (ernstige) misstap begaan, dan wordt het voorwaardelijke ontslag omgezet in onvoorwaardelijk ontslag.
Een derde disciplinair onderzoek, tegen een politiemedewerker die ondersteunende werkzaamheden uitvoerde voor de COR, leidde begin dit jaar niet tot disciplinaire maatregelen. Wel kreeg de betreffende medewerker een schriftelijke waarschuwing.
Afgerond
Met het ontslag van de voormalig voorzitter van de COR zijn alle disciplinaire trajecten afgerond, die voortkwamen uit het oriënterend onderzoek naar de centrale ondernemingsraad.
Commissie-Ruys
Behalve de politie zelf deed ook een externe commissie onderzoek naar de COR. In opdracht van de minister onderzocht de commissie-Ruys onder meer de beslissingen van voormalig korpschef Gerard Bouman in relatie tot de financiën van de Centrale Ondernemingsraad en de mogelijke invloed daarvan op de besluitvorming door de COR.
De commissie stelde in september vast dat er geen bewijs is dat adviestrajecten van de COR oneigenlijk zijn beïnvloed. Het rapport maakte wel duidelijk dat binnen de context van een immense opgave met grote financiële druk en tijdsdruk het toezicht op de COR vanuit het korps tekort schoot. Het proces van begroten, besteden en verantwoorden van de COR is inmiddels op belangrijke punten aangepast en aangescherpt.