Het zestal, drie mannen en drie vrouwen, werd in 1994 en 1995 door respectievelijk de rechtbank en het gerechtshof veroordeeld wegens betrokkenheid bij de dood van een Chinese restauranthoudster in Breda in 1993. De mannen kregen tien jaar cel voor hun betrokkenheid bij de dood van de vrouw, de vrouwen werden veroordeeld tot straffen tot twee jaar cel, deels voorwaardelijk. Alle verdachten hebben hun straf uitgezeten.
De Hoge Raad wees in 2012 een verzoek tot herziening van die veroordelingen toe en verwees de zaken voor een nieuwe berechting naar het gerechtshof Den Haag. Dit hof heeft de zaken in 2015 geheel opnieuw behandeld en beoordeeld. Zo zijn er onder meer getuigen gehoord en hebben deskundigen onderzoek gedaan. Het Hof vond de bekennende en belastende verklaringen van de drie vrouwen, die de eerdere rechters hadden gebruikt om tot een bewezenverklaring te komen, eveneens betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het novum, de zogenoemde ‘bushokjesgetuigen’, dat de directe aanleiding was voor de herziening, heeft in de visie van het hof na nader onderzoek geen wezenlijk nieuw licht op de zaken geworpen. Hetzelfde geldt voor de destijds ter plaatse aangetroffen bloeddruppel, waarvan niet kon worden vastgesteld dat deze delictgerelateerd is. Het hof liet dan ook de eerdere veroordelingen in stand. De verdachten stelden daarop cassatie in bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad toetst in cassatie of de rechter het recht en de procesregels juist heeft uitgelegd en toegepast en of de uitspraak voldoende is onderbouwd en gemotiveerd. Deze toets is niet anders in zaken die na een herzieningsprocedure in cassatie aan de Hoge Raad worden voorgelegd. De Hoge Raad doet de zaak niet inhoudelijk over. Er komt geen nieuw onderzoek naar de feiten. De bewijswaardering is voorbehouden aan de feitenrechter.
In cassatie is onder meer geklaagd over het gebruik van de belastende verklaringen van de vrouwen voor het bewijs. De nieuwe behandeling bij het hof bestond onder meer uit het op de zitting onder ede horen van de drie vrouwen als getuige. Het hof heeft geoordeeld dat het de eerdere bekennende en belastende verklaringen van de vrouwen betrouwbaar achtte en voor het bewijs kon gebruiken. Het Hof heeft dat oordeel uitvoerig gemotiveerd. Het hof kwam op grond van die verklaringen tot handhaving van de eerdere veroordelingen ondanks zijn constatering dat – mede door de beperkingen van het destijds uitgevoerde onderzoek en door de verstreken tijd – niet alle vragen volledig konden worden beantwoord. Volgens de Hoge Raad zijn de cassatieklachten vergeefs. De bewezenverklaringen zijn niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd.
Met deze uitspraak zijn de veroordelingen van de Zes definitief.