Op 2 november 2017 is een motie van wantrouwen ingediend tegen minister-president Marlin en vijf van zijn zes ministers. Het kabinet-Marlin heeft daarop zijn ambt ter beschikking gesteld en is sindsdien demissionair in afwachting van de formatie en installatie van een interim-kabinet. Op 10 november 2017 is een tweede motie van wantrouwen tegen premier Marlin aanvaard.
De minister-president heeft daarop niet de gebruikelijke stap gezet om een voordracht voor ontslag te doen en de Gouverneur te verzoeken het reeds in beraad gehouden ontslag met onmiddellijke ingang te effectueren. Hiermee wordt de staatsrechtelijke basisregel geschonden dat een minister vertrekt die niet langer het vertrouwen geniet van het parlement.
Doordat de minister-president, in strijd met zijn eed dat hij de Staatsregeling van Sint Maarten steeds zal helpen onderhouden, zich niet aan dit beginsel van de parlementaire democratie houdt en de uitdrukkelijke wens van de Staten negeert, is de deugdelijkheid van bestuur zo ernstig in het geding, dat de Koninkrijksregering ingrijpen noodzakelijk acht in het kader van de waarborgfunctie van het Koninkrijk.
Met de aanwijzing laat de Koninkrijksregering zien hoe ernstig zij de schending van de vertrouwensregel acht. Zij gaat ervan uit dat de Gouverneur met de aanwijzing grotere invloed op de minister-president en de overige leden van de ministerraad kan uitoefenen, leidend tot het onmiddellijk ontslag van de heer Marlin.