Het is aan de Nederlandse overheid deze overgang vorm te geven en te bepalen wie de regie voert over de binnenlandse energievoorziening. Gezien deze jongste inschatting van TNO kan dat wel eens sneller nodig zijn dan vaak gedacht.
Zelf voorzienigheid voorbij
Nederland is sinds het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw zelfvoorzienend geweest met aardgas als energiebron. Tussen 1965 tot 2016 leverde de export van aardgas de Nederlandse economie bijna € 300 miljard aan aardgasbaten op. Maar na de aardbeving in Huizinge in de provincie Groningen in augustus 2012 is de jaarlijkse gemiddelde productie teruggebracht van 53 tot 21,6 miljard miljard kubieke meter (bcm) en afhankelijk gemaakt van de seismische stabiliteit van het Groninger veld. Als de productie in Groningen verder wordt beperkt tot onder dit niveau en de exploratieactiviteiten worden gestaakt, zal Nederland al binnen vier tot zes jaar importafhankelijk zijn.
Experts van TNO hebben in de whitepaper vier scenario’s uitgewerkt op basis van de toekomstige productie in Groningen, het aanbod uit de kleine velden en de te verwachten afname van de vraag naar aardgas. Daarbij is eigen onderzoek en dat van partijen als ECN en Gasunie Transport Services betrokken.
Onzekerheid
Hoewel TNO in de analyse benadrukt dat de aannames voor vraag en aanbod omgeven zijn door een hoge mate van onzekerheid, is de voorspelling dat Nederland over vier of zes jaar al netto-importeur van aardgas kan zijn. Andere scenario’s komen uit op acht of twaalf jaar. Deze bevindingen contrasteren met de vooruitzichten zoals geschetst in de Nationale Energieverkenning 2016 van ECN, PBL, CBS en RVO, die uitgaat van importafhankelijkheid tussen 2030 en 2035.
Laag- en hoogcalorisch gas
De Nederlandse huishoudens gebruiken laagcalorisch aardgas uit het Groningen veld, terwijl de industrie en energiecentrales op hoogcalorisch gas draaien. De internationale markt biedt uitsluitend hoogcalorisch aardgas aan. Dat betekent op termijn de keuze om alle huishoudelijke installaties versneld om te bouwen naar hoogcalorisch gas, of om in nog te bouwen conversiefaciliteiten hoogcalorisch gas te mengen met stikstof. Dat resulteert in het zogeheten pseudo-G-gas dat kwalitatief gelijkwaardig is aan Groningengas. De keuze voor een van deze scenario’s is nog niet gemaakt.
Tussen droom en daad
Importafhankelijkheid op zich is volgens TNO niet het grootste probleem. Er zijn voldoende mogelijkheden om aardgas te importeren, zowel via pijpleidingen als per schip in de vorm van vloeibaar gas (LNG). De echte uitdaging zit in het vraagstuk van de flexibiliteit tijdens de periode dat aardgas van een leidende rol overgaat naar een volgende rol in dienst van de energietransitie. Het is aan de Nederlandse overheid hoe dit vorm krijgt en wie de regie voert over de binnenlandse energievoorziening op het moment dat hernieuwbare energie een groter deel uitmaakt in de nationale energiemix. De overheid zal de omschakeling van exporteur naar importeur moeten faciliteren en er adaptief beleid voor voeren zodat de markt duidelijkheid heeft voor de langere termijn.