Bewezenverklaring
Het gerechtshof komt evenals de rechtbank tot een bewezenverklaring. Op grond van de wettige bewijsmiddelen is het hof overtuigd van de schuld van verdachte, die iedere betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer ontkent.
Op kleding van verdachte is DNA-materiaal van het slachtoffer aangetroffen dat daarop terecht is gekomen op het moment waarop het delict werd gepleegd. Verdachte heeft in dit verband gesteld dat een onbekende derde de woning van het slachtoffer moet zijn binnengegaan en daar aanwezige kleding van verdachteheeft aangetrokken, om vervolgens het slachtoffer van het leven te beroven. Het gerechtshof is van oordeel dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk is, nu daarvoor geen concrete aanwijzingen bestaan. Op grond van een getuigenverklaring heeft het gerechtshof tevens vastgesteld dat verdachte al uitlatingen over de dood van het slachtoffer heeft gedaan op een moment waarop het slachtoffer nog niet was gevonden
Geen aanvullend onderzoek noodzakelijk
Een herhaald verzoek van de raadsvrouw van verdachte om nog aanvullend onderzoek te laten doen heeft het gerechtshof afgewezen omdat dit verdere onderzoek naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk is.
Hof legt hogere straf op dan rechtbank
Het gerechtshof komt tot oplegging van een hogere straf dan die welke de rechtbank heeft bepaald. Het gerechtshof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte – zonder enige gebleken reden – een oudere en op dat moment vermoedelijk weerloze man, die verdachte en zijn vriendin onderdak bood, op zeer gewelddadige wijze van het leven heeft beroofd, terwijl verdachte reeds eerder was veroordeeld voor ernstige strafbare feiten, waaronder ook geweldsdelicten. Tevens heeft verdachte door zijn ontkennende proceshouding geen enkel inzicht gegeven in een mogelijke reden voor zijn daad.
Alles afwegende is het gerechtshof van oordeel dat de door de advocaat-generaalgeëiste straf passend is en heeft aan verdachte in hoger beroep een gevangenisstraf van 13 jaar, met aftrek van voorarrest, opgelegd.