Achtergrond
Het Nederlandse bataljon Dutchbat is in maart 1994 onder VN-bevel naar Srebrenica in Bosnië-Herzegovina uitgezonden om de moslim-enclave te beschermen. Srebrenica gold als “safe area” (veilig gebied). Het Bosnisch-Servische leger heeft de enclave toch omsingeld, op 6 juli 1995 aangevallen en op 11 juli 1995 ingenomen. Dutchbat trok zich terug op de nabij gelegen compound. Vanuit Srebrenica kwamen daar duizenden vluchtelingen naartoe. Van deze vluchtelingen werden er ruim 5000 door Dutchbat toegelaten op de compound. Dit waren vooral vrouwen en jonge kinderen, maar ook zo’n 350 mannen en jongens. Een veel groter aantal vluchtelingen verbleef buiten de compound in de open lucht.
De omstandigheden waren erbarmelijk. Het was erg warm en er was te weinig water, voedsel en er waren onvoldoende sanitaire voorzieningen om al deze mensen op te vangen. De VN en Nederland besloten daarom om de vluchtelingen te evacueren. Op 12 juli 1995 verschenen de Bosnische Serven met bussen. Er ontstond een massale run van de vluchtelingen op deze bussen, waarbij mensen onder de voet dreigden te worden gelopen. Dutchbat probeerde deze chaos in goede banen te leiden door groepen van vluchtelingen te formeren en een soort “sluis” van voertuigen en een menselijke keten naar de bussen te vormen. Tijdens de gang door deze “sluis” pikten de Bosnische Serven mannelijke vluchtelingen er uit. Deze mannen zouden volgens hen worden gescreend op oorlogsmisdaden. In plaats daarvan hebben de Bosnische Serven hen vermoord.
Deze zaak
De Stichting “Mothers of Srebrenica” heeft samen met 10 vrouwen, allen nabestaanden van de mannen die in juli 1995 zijn vermoord, een proces aangespannen tegen de VN en de Nederlandse Staat. Zij willen vergoeding van de schade die zij door de dood van hun dierbaren hebben geleden. Eerder is al vastgesteld dat de Nederlandse rechter niet mag oordelen over een vordering tegen de VN (immuniteit). Het proces tegen Nederlandse Staat is daarna voortgezet. Het Haagse hof heeft vandaag over het handelen van Dutchbat tot aan de val van Srebrenica geoordeeld dat de Staat daarin geen zeggenschap had. De militairen handelden binnen de VN-bevelslijn. De Staat is daarvoor niet aansprakelijk.
Na de val van Srebrenica ontstond een overgangsperiode. De Nederlandse regering ging zich bemoeien met de terugtrekking van Dutchbat en de evacuatie van de vluchtelingen. Hierdoor is de Staat wel verantwoordelijk voor het optreden van Dutchbat bij de evacuatie op 12 en 13 juli 1995.
Het hof oordeelt dat Dutchbat in de avond van 12 juli 1995 wist dat de mannen een reëel risico liepen op onmenselijke behandelingen en executies. Gezien de erbarmelijke situatie ter plaatse mocht de evacuatie zelf daarna wel doorgaan. Daarmee werden duizenden vrouwen en kinderen gered. Maar Dutchbat mocht toen geen “sluis” meer vormen, waardoor het voor de Bosnische Serven makkelijker was om de mannen af te scheiden. Dat deze mannen anders toch ook zouden zijn afgescheiden en vermoord en dat er zonder sluis weer chaos zou komen, vindt het hof geen rechtvaardiging. Het hof kent echter geen schadevergoeding toe, omdat deze mannen ook zonder het handelen van Dutchbat in handen van de Bosnische Serven zouden zijn gevallen.
Het Haagse hof oordeelt verder dat Dutchbat de ongeveer 350 mannen die hun toevlucht op de compound hadden gezocht, de keuze had moeten bieden om op de compound achter te blijven. Wellicht hadden zij het dan ook niet gered, omdat de Bosnische Serven de toegang van hulpgoederen (water, voedsel) zouden hebben geblokkeerd of de mannen met geweld van de compound zouden hebben afgehaald, maar zij hadden dan nog wel een kans op overleven gehad. Die kans schat het hof op 30%. De Staat is daarom aansprakelijk voor 30% van de schade van de nabestaanden.