Reinier van Zutphen: 'Gemeenten maken beleid vanuit het gelijkheidsbeginsel. Dat wil zeggen dat alle inwoners van een gemeente gelijke rechten en plichten hebben. Zij maken daarin geen onderscheid voor inwoners die woonwagenbewoners zijn. Maar in het geval van woonwagenbewoners is er nu juist geen sprake van gelijke gevallen ten opzichte van andere inwoners. De door internationale verdragen erkende en beschermde (woonwagen)cultuur maakt het noodzakelijk met een andere bril naar standplaatsenbeleid te kijken. Aandacht voor de behoeften van woonwagenbewoners is niet vrijblijvend, maar heeft een mensenrechtelijke basis. Daarom zouden gemeenten ongelijke gevallen, ongelijk moeten behandelen'. De Rijksoverheid moet hierin een regierol vervullen door een einde te maken aan discriminerend standplaatsenbeleid, de handreiking voor gemeenten in overeenstemming te brengen met het mensenrechtenperspectief, te zorgen voor adequate en actuele kennis en door te monitoren wat de impact van overheidsbeleid op de bescherming van de woonwagencultuur is.
Aanbevelingen Rijksoverheid
-Wijs een minister aan die namens de Rijksoverheid portefeuillehouder is voor woonwagenbewoners en hun mensenrechten.
-Ontwikkel samen met gemeenten een visie op het standplaatsenbeleid in overeenstemming met het mensenrechtenkader voor de culturele identiteit van woonwagenbewoners (onder meer de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens);
-Breng de handreiking Werken aan woonwagenlocaties (2006) hiermee in overeenstemming;
-Zorg voor kennis hierover in gemeenten die adequaat en op peil is;
-Monitor de impact van het overheidsbeleid op de bescherming van de culturele identiteit van woonwagenbewoners.
Aanbevelingen gemeenten
-Benoem in het college van burgemeester en wethouders een portefeuillehouder voor woonwagenbewoners en hun mensenrechten;
-Ga in gesprek met de gemeenteraad over het standplaatsenbeleid en eventuele voornemens om het standplaatsenbeleid aan te passen;
-Maak standplaatsenbeleid in overeenstemming met het mensenrechtenkader voor de culturele identiteit van woonwagenbewoners (onder meer de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens) en leg de standplaatsenbehoefte onder woonwagenbewoners in de gemeente vast in de Woonvisie;
-Inventariseer daartoe de behoefte aan standplaatsen, toewijzingscriteria, constructies voor huur of koop en woonvorm onder woonwagenbewoners in de gemeente.
Bijzondere eigen cultuur
Woonwagenbewoners hebben een eigen culturele identiteit. De opvatting dat deze identiteit als een mensenrecht bescherming verdient, is in de laatste tien tot vijftien jaar ontwikkeld en bestendigd door verschillende internationaal- en Europeesrechtelijke verdragen, die de Nederlandse staat mede heeft ondertekend. De erkenning brengt voor staten de verplichting met zich mee om voor voldoende standplaatsen te zorgen, zodat woonwagenbewoners volgens hun tradities en culturele identiteit kunnen leven.
Aanleiding onderzoek
De Nationale ombudsman besloot in 2016 zich te oriënteren op de positie van woonwagenbewoners in Nederland. Zijn focus lag daarbij op de effecten van het opheffen van de Woonwagenwet (1999) op de woonsituatie van woonwagenbewoners en de gevolgen van de mensenrechtelijke ontwikkelingen voor het gemeentelijk standplaatsenbeleid. De aanleiding voor het onderzoek door de Nationale ombudsman vormen klachten van woonwagenbewoners over 'uitsterfbeleid’: gemeentelijk beleid om vrijgekomen, bestaande standplaatsen niet meer voor woonwagens te benutten.