Zij neemt deze rol over van de ANWB. Het calamiteitenprotocol treedt in werking als er bij een calamiteit in het buitenland acht of meer Nederlanders betrokken zijn.
Elk jaar krijgt op 1 april één van de vier grote alarmcentrales de functie van eerste aanspreekpunt bij calamiteiten in het buitenland. Naast Allianz Global Assistance en de ANWB zijn dat ook SOS International en Eurocross Assistance.
Coördinerend alarmcentrale
De eerste taak van de coördinerend alarmcentrale is zoveel mogelijk gegevens over de calamiteit te verzamelen. Gegevens als locatie, het aantal betrokken Nederlanders, het aantal gewonden en het mogelijke letsel. Op basis van alle informatie kan de hulpverlening georganiseerd worden. In samenwerking met collega’s van buitenlandse vestigingen van Allianz Global Assistance kan snel hulp ter plaatse worden geregeld. Afhankelijk van de aard van de calamiteit kan er vanuit Nederland een team met hulpverleners – dat meestal bestaat uit een arts, een verpleegkundige, een hulpverlener en eventueel een psycholoog - naar de calamiteitenplek worden gestuurd.
Samenwerkende alarmcentrales
De samenwerking tussen de Nederlandse alarmcentrales bij rampen is uniek. Het grote voordeel van dit protocol voor betrokkenen bij een calamiteit is dat via één alarmcentrale snel inzicht wordt verkregen in de omvang ervan. Zo is de hulpverlening beter af te stemmen en wordt voorkomen dat meerdere alarmcentrales een medisch team naar de rampplek sturen. Dit voorkomt eventuele onduidelijkheden ter plaatse. Het calamiteitenprotocol ontstond na de vliegramp in Faro (Portugal) in 1992.