De oefendag, georganiseerd door de Veiligheidsregio’s van Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland Zuid en de politie, staat in het teken van gezamenlijk optreden bij grof en extreem geweld. Denk aan een aanslag, waarbij het doel van de dader(s) is zoveel mogelijk onschuldige levens te nemen. Hoe zorg je ervoor dat je in de chaos en met beperkte informatie een zo goed mogelijk beeld krijgt van de situatie? Wat kun en mag je van elkaar verwachten? Hoe voel je je als hulpverlener, in dat uniform, in een dergelijke gevaarlijke en stressvolle situatie?
Aarzelend
Bij de eerste casus, die van de schietpartij in een gebouw, komt de hulpverlening nog wat aarzelend op gang. De basispolitiezorg, de ‘gewone’ agenten, krijgen de melding en komen als eerste ter plaatse. Als ze de situatie inschatten, het geknal van wapens horen, besluiten ze samen met toegesnelde collega’s van onder andere team Parate Eenheid en de Hondenbrigade te wachten op de specialisten van de Dienst Speciale Interventies (DSI). Die zijn getraind en uitgerust op het stoppen van dit type verdachten. Pas wanneer zij gearriveerd zijn en na enige tijd in het gebouw de verdachten hebben uitgeschakeld, komt het sein dat de overige hulpverlening kan starten. Een groot aantal lotusslachtoffers is inmiddels bezweken aan de verwondingen.
Daadkracht
In de evaluatie die na elke casus volgt, bespreken de hulpverleners hoe ze het anders aan kunnen pakken en benadrukt de oefenleiding nogmaals wat van ieder verwacht wordt. De handvatten worden gretig gegrepen en met elke oefening zie je de samenwerking, de daadkracht en het vertrouwen toenemen. Van een afwachtende houding is geen sprake meer, de politie zit er bovenop en de overige hulpdiensten zitten er vlak achteraan om de gewonden naar veilig gebied te dragen of ter plekke te behandelen.
Grote sprongen
John, oefenleider, voorspelde deze leercurve. “De eerste twee casussen zal de aanpak ongeveer gelijk blijven. Daarna zien we een omslag en maken de deelnemers grote sprongen. Het is belangrijk dat ze zich realiseren dat ze zelf aan zet zijn. Zelf verantwoordelijkheid dragen. Dat niets doen geen optie is, omdat dat mensenlevens kost. Ons werk is niet zonder gevaren, niet in het dagelijks werk en niet bij zo’n bijzonder incident. We moeten in elke situatie bepalen wat een acceptabel risico is en daar naar handelen. Gedurende de dag zie je dat besef groeien.”
Drie K's
Voor Maikel Lenssen, Regionaal Operationeel Leider en specialist op het gebied van terrorismegevolgbestrijding, draait deze training om samenwerken, goed communiceren, maar vooral om inzicht krijgen in de drie K’s: kennis, kennissen en karakter. “Kennis draait om de vraag: ben je vakbekwaam? Weet je wat je rol is en kun je daarnaar handelen?
Kennissen draait om het netwerk dat je hebt. Je kunt niet overal verstand van hebben en dat hoeft ook niet. Essentieel is dat je weet bij wie je moet zijn om die kennis of ervaring op te halen. Contact hebben met de collega-hulpdiensten is een simpel voorbeeld. De Brandweer weet immers veel van gevaarlijke stoffen, voor een inschatting van de gevolgen van een bepaald gezondheidsrisico moet je bij de GHOR zijn en over de achtergrond van een mogelijk verdacht pand kan de politie meer vertellen. Maar ook: wie is binnen je eigen organisatie waar verantwoordelijk voor?
De derde K, voor karakter, slaat op de mentale toestand van de hulpverlener. In hoeverre ben je in staat om op te treden in een chaotische situatie, waar men daadkracht van je verwacht terwijl schreeuwende, huilende, wanhopige slachtoffers zich aan je vastklampen. Waar je slechts beperkt beschikt over gevalideerde informatie, maar je weet dat er nog levensgevaarlijke verdachten binnen zitten. En dat terwijl de hele wereld live over je schouder meekijkt dankzij alle (burger)journalisten die met camera’s en smartphone staan te filmen. En tóch moet je vooruit. Door ze vandaag te confronteren met schietende verdachten, bomexplosies, grote onzekerheid en levensechte lotusslachtoffers, hopen we ze mentaal weerbaarder te maken. Zodat wanneer ze ooit in zo’n situatie komen, ze beter met die druk om kunnen gaan.”