De Nederlandse regering heeft liever niet dat Cavusoglu naar Nederland komt, maar premier Rutte heeft geen middelen in handen om Cavusoglu de toegang tot dit land te ontzeggen. Hij kan niet meer doen dan het ongenoegen over te brengen aan de regering in Ankara. Wie wel wat kan doen is burgemeester Aboutaleb van Rotterdam. Hij heeft al laten weten de komst van minister Cavusoglu 'ongewenst' te vinden. Dit melden verschillende media zaterdag.
Bijeenkomst 'ongewenst'
Het kabinet probeert nu via juridische mogelijkheden te voorkomen dat de Turkse regering via minister Cavusoglu in Rotterdam campagne gaat voeren voor Erdogan. Rutte heeft zaterdag daarover al gesprekken gevoerd met enkele leden van het kabinet, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Dick Schoof en de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb en aan Turkije duidelijk gemaakt dat de bijeenkomst 'ongewenst' is.
'Onacceptabel en een gotspe'
Daarnaast vindt Rutte het 'onacceptabel' dat de Turkse minister Cavusoglu Turkse Nederlanders 'onze staatsburgers' heeft genoemd. Tegen de Telegraaf zei hij: 'De Turken zijn bezig om de grondwet te wijzigen in een minder democratische richting. Dat maakt het inhoudelijk ook heel erg lastig voor ons als iemand campagne komt voeren.' Ook vicepremier Lodewijk Asscher reageerde in het radioprogramma Kamerbreed op de uitspraak van Cavusoglu. Asscher: 'Zijn staatsburgers wonen in Turkije. 'En daar kan de vrijheid van meningsuiting een stuk beter.' Hij vindt het verkeerd om Turkse Nederlanders steeds "aan hun haren terug te slepen" en noemde de uitspraken van de Turkse minister een gotspe.
De uitspraken van Rutte en Asscher zijn een reactie op minister Cavusoglu. Die stelde volgens het Turkse staatspersbureau Anadolu.dat Nederland hem niet kan tegenhouden om campagne te voeren. 'Wij gaan waarheen wij willen en praten met onze staatsburgers.' Maar volgens Rutte zijn de de Turkse Nederlanders Nederlandse staatsburgers en geen Turkse. Rutte: ' Turkse staatsburgers wonen in Istanbul en Ankara. Daar zijn er miljoenen van. Genoeg om campagne te kunnen voeren.'