Naast de verdenking van terrorismefinanciering moest de verdachte zich ook voor het hof verantwoorden voor valsheid in geschrifte en overtreding van de sanctieregeling Al Qaida 2011 en – Terrorisme 2007-II. Een groot deel van het geld dat de verdachte aan zijn broer overboekte zou hij op frauduleuze wijze van de Belastingdienst hebben verkregen. De verdachte vulde een verzoek tot voorlopige teruggaaf in met onjuiste gegevens en stuurde dat vervolgens in aan de Belastingdienst. Daarop kreeg hij, verspreid over enkele maanden, ruim 10.000 teruggestort op zijn rekening. Dit bedrag vulde hij aan tot bijna 17.000 euro en verstuurde dat in negen delen naar zijn broer.
De broer van de verdachte werd in 2015 bij verstek tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar veroordeeld in het Haagse jihadproces Context, voor het aansluiten bij en vechten voor de IS.
Het OM verwijt de verdachte exact te hebben geweten waar zijn broer mee bezig was en hem daarbij financieel te hebben gesteund. Wie de strijder ondersteunt, ondersteunt de strijd. “Daarbij heeft de verdachte op kwalijke en frauduleuze manier de Staat der Nederlanden ingezet om geld los te krijgen. Het ging niet om miljoenen, maar het OM heeft reeds aangegeven dat met ook een relatief beperkt budget een hoop slagkracht kan worden gegenereerd”, zo stelt de advocaat-generaal in zijn requisitoir. Ter illustratie lichtte hij daarbij toe wat er mogelijk is met 17.000 euro en verwijst daarbij naar de terroristische aanslag in Londen in 2005: “Er waren 52 doden te betreuren, honderden gewonden en voor de rest van hun leven verminkten. De Engelse autoriteiten hebben kunnen vaststellen dat de hele aanslag ongeveer 8000 GBP heeft gekocht. Dat is omgerekend zo’n 8500 euro”.
Jonge strafbepaling
Sinds 1 september 2013 is het financieren van terrorisme als afzonderlijk misdrijf opgenomen in de wet. Tot op heden zijn er slechts vier uitspraken gedaan met betrekking tot deze strafbepaling. Dit is de eerste zaak die aan een Nederlands hof wordt voorgelegd.
De rechtbank veroordeelde de verdachte in eerste aanleg tot 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie had een gevangenisstraf van eveneens 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk geëist. De verdachte ging in hoger beroep.