Op 9 juli 2013 werd een 76-jarige vrouw dood aangetroffen in haar woning aan de Koestraat in Zwolle. De forensisch arts was als schouwarts ter plaatse om de doodsoorzaak vast te stellen. Hij oordeelde dat de vrouw was overleden als gevolg van een val. Later bleek dat de vrouw door een misdrijf om het leven was gekomen. De rechtbank in Zwolle veroordeelde in mei 2014 een Apeldoorner tot een gevangenisstraf van elf jaar voor de moord.
De officier van justitie benadrukte dat de schouwarts niet terecht staat voor zijn verkeerde inschatting ten aanzien van de doodsoorzaak van de vrouw: ‘het werk van meneer als schouwarts staat niet ter discussie. Iedereen heeft begrip voor het feit dat een forensisch arts, in samenwerking met de politie ter plaatse, altijd een inschatting van feiten en omstandigheden op dat moment maakt. Dat achteraf blijkt dat die inschatting niet conform de werkelijke gang van zaken was, kan altijd voorkomen.’
De schouwarts gaat volgens het OM de fout in, als hij 13 maart 2014 als getuige-deskundige op de zitting tegen de verdachte van moord wordt gehoord. De rechtbank ondervraagt de schouwarts over zijn conclusie ten aanzien van de doodsoorzaak. De schouwarts verklaart dan dat hij op de bewuste dag contact heeft gehad met de huisarts van het slachtoffer. Ook verklaart hij dat de huisarts tegen hem gezegd heeft dat het slachtoffer de neiging tot vallen had. Uit onderzoek is gebleken dat de schouwarts geen contact met de huisarts heeft gehad.
Het OM is van oordeel dat de schouwarts hiermee bewust een onwaarheid heeft verteld, terwijl hij als getuige-deskundige onder ede stond. Volgens het OM heeft hij zijn oordeel van 9 juli 2013 hiermee achteraf willen verdedigen.
De officier van justitie legde in het requisitoir uit waarom de man hiervoor vervolgd wordt: ‘De rechtbank, het Openbaar Ministerie, iedereen moet kunnen vertrouwen op onder ede afgelegde verklaringen in een rechtszaak. Liegen onder ede tast de rechtsgang aan. Een meinedige verklaring schept een groot risico dat er een onjuiste rechterlijke beslissing wordt genomen, dat onschuldigen worden veroordeeld of schuldigen de dans ontspringen.’ Voor getuige-deskundigen geldt de plicht om de waarheid te vertellen nog sterker, aldus de officier van justitie.
In beginsel wordt meineed altijd vervolgd door het OM en daarbij geldt een strafmaat van tenminste drie maanden gevangenisstraf. Het OM rekent het de schouwarts zwaar aan dat hij, ook toen hij werd gehoord als verdachte van meineed, bleef volharden in zijn verhaal.
Bij het bepalen van de strafeis is rekening gehouden met de reputatieschade die de schouwarts bij een veroordeling oploopt. Het eisen van een beroepsverbod is volgens het OM een te zwaar middel. Het verwijt dat de man wordt gemaakt zit immers niet in zijn optreden als arts, maar als getuige-deskundige.
Alles afwegende vindt de officier van justitie een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden (met een proeftijd van twee jaar) op zijn plaats.