Sinds enige tijd krijgen slachtoffers meer aandacht in strafzaken. Strafrecht is van oudsher sterk gericht op de dader. De overheid deed al veel aan de versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, onder meer door spreekrecht in te voeren. Onderdeel van die versterking is ook het voor slachtoffers eenvoudiger te maken geleden schade te verhalen op daders. Denk bijvoorbeeld aan schade als gevolg van een woninginbraak of mishandeling.
Criterium
In de nu uitgekomen studie is onderzocht hoe het in de praktijk gaat met het verhalen van schade door slachtoffers (‘civiele schade’) op daders in strafzaken. Sinds een wetswijziging in 1992 (de ‘Wet Terwee’) wordt gekeken of een vordering van een slachtoffer een strafproces tegen een verdachte wel of niet ‘onevenredig’ belast. Anders gesteld: de geleden schade moet een ‘bijzaak’ zijn in het proces, anders verstoort de behandeling van de claim te zeer de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Als de schade te ingewikkeld is, moet het slachtoffer voor het verhalen hiervan een aparte, civiele procedure tegen de dader starten. In 2011 is het criterium van ‘onevenredige belasting’ verruimd.
Gewenning
Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat officieren van justitie, rechters en advocaten ‘vrijwel unaniem aangeven dat sprake is van voortschrijdende gewenning en acceptatie van het civiele schadeverhaal als “vast onderdeel” van de strafrechtelijke afdoening.’ Het aantal keren dat via een strafproces schade wordt verhaald is sinds 2010 redelijk constant; gemiddeld waren het er bijna 18.000 per jaar.
Onduidelijkheid
De praktijk van het verhalen van schade door slachtoffers in het strafproces is nog niet uitgekristalliseerd, zeggen de onderzoekers. Belangrijkste punt is dat het nog steeds niet duidelijk is wanneer sprake is van ‘onevenredige belasting’ van het strafproces. De onderzoekers stellen dat die vraag ook na dit onderzoek nog openstaat. Volgens hen vraagt het om ‘noodzakelijke reflectie’ om te kunnen bepalen waar de grens ligt en welke overwegingen daaraan ten grondslag liggen. Dit moet meer duidelijkheid scheppen over wanneer er via het strafproces schade kan worden verhaald.