De vrouw stapte naar de rechter omdat er tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 geen zwangerschaps- of bevallingsuitkering was voor vrouwelijke zelfstandigen. De rechtbank oordeelt dat dit in strijd is met het VN-vrouwenverdrag en de vrouw gecompenseerd moet worden.
VN-vrouwenverdrag
De vrouw kreeg in eerdere procedures geen gelijk van de rechter omdat het VN-vrouwenverdrag geen betrekking zou hebben op vrouwen die niet in loondienst werken. Vervolgens diende zij met vijf andere vrouwelijke zelfstandigen een klacht in bij het ‘Committee on the Elimination of Discrimination Against Women’ (CEDAW). Het CEDAW oordeelt dat de staat zijn verplichtingen niet is nagekomen in het kader van het VN-vrouwenverdrag.
Teruggekomen op afschaffing wet
De rechtbank neemt mee in de beoordeling dat de wetgever een voor vrouwelijke zelfstandigen gunstige voorziening heeft afgeschaft en na vier jaar - ter bescherming van moeder en kind - weer heeft ingevoerd. De wetgever is daarmee teruggekomen op zijn eerdere wetswijziging, zonder daarbij een regeling te treffen voor de vrouwelijke zelfstandige die door zwangerschap en bevalling niet heeft kunnen werken tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008.
Schending verdrag
De rechtbank oordeelt dat het UWV het VN-vrouwenverdrag heeft geschonden. De vrouw zal daarom gecompenseerd moeten worden met een uitkering of een vervangende schadevergoeding.