In opdracht van het vakblad Binnenlands bestuur werd een onderzoek gedaan naar de uitgaven voor jeugdzorg en Wmo-taken. Ongeveer 30 procent van alle gemeenten (126 van de 390 gemeenten) deed mee aan de enquête. Daarvan lieten negen op de tien gemeenten weten geld over te houden dat was bedoeld voor onder meer dagbesteding en begeleiding. Meer dan de helft van de onderzochte gemeenten besteedde zelfs meer dan 15 procent van het budget niet aan die zorg, aldus de omroep.
Hoewel de gemeenten op de post huishoudelijke hulp een flinke bezuiniging kregen van 32 procent, hielden ze ook hier geld over. Zes op de tien gemeenten noteerden een overschot, bij een kwart was dat zelfs meer dan 15 procent.
Zowel kleine als grote gemeenten houden flink geld over en dat is opvallend. Aanvankelijk werd gedacht dat er te weinig geld zou zijn, omdat er zo enorm werd bezuinigd. Daardoor kregen mensen minder hulp voor bijvoorbeeld huishoudelijke zorg. Ook vroegen veel gemeenten eigen bijdragen voor bepaalde hulp.
In een reactie aan de NOS noemt cliëntenorganisatie Ieder(in) de situatie 'onverteerbaar'. Voorzitter Illya Soffer tegen de omroep: 'Het is onverteerbaar dat er zoveel geld over is als je bedenkt dat de uitvoering van de Wmo na ruim een jaar in veel gemeenten niet goed verloopt.' Soffer denkt dat het geld over is omdat zorg soms eenvoudigweg niet meer gegeven wordt. Zij wijst erop dat er nog altijd wachtlijsten zijn en dat cliënten tegenwerking ervaren van gemeenten. Ook rekenen gemeenten soms hoge eigen bijdragen of bereikt de zorg mensen niet omdat ze het juiste loket niet vinden.