GS heeft aan de Faunabeheereenheid ontheffing verleend voor het doden van damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) en Nationaal Park Zuid-Kennemerland (NPZK) om de populatie te verkleinen. Volgens GS blijkt uit het Faunabeheerplan dat de damherten de flora en fauna in deze gebieden beschadigen en is de verkeersveiligheid in het geding vanwege aanrijdingen met damherten in het gebied.
De Stichting Faunabescherming vindt dat geen sprake is van schade aan flora en fauna door damherten in de AWD en NPKZ. De voorzieningenrechter vindt dat niet op voorhand aannemelijk is dat de ontheffing van GS in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven althans dat uiteindelijk zal blijken dat deze niet mocht worden verleend. Het debat over de rapporten die partijen over en weer aan hun standpunten ten grondslag hebben gelegd, zal in de bodemprocedure moeten worden gevoerd. Op voorhand bieden de rapporten waar de Faunabescherming zich op beroept, onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat GS de door de damherten veroorzaakte schade aan flora en fauna niet aan de ontheffing ten grondslag heeft mogen leggen. Verder vinden er volgens de voorzieningenrechter zo veel aanrijdingen met damherten plaats in het gebied dat de verkeersveiligheid in het geding is.
Geen andere oplossing
Volgens de voorzieningenrechter heeft GS vooralsnog ook voldoende onderbouwd dat er geen andere bevredigende oplossing mogelijk is voor de door de damherten veroorzaakte problemen. Met name biedt het verder plaatsen van rasters geen afdoende oplossing. De Faunabescherming heeft nog aangevoerd dat de damherten schuw zullen worden door het afschieten van dieren. Volgens de voorzieningenrechter worden echter bij de wijze van uitvoering van de ontheffing voldoende maatregelen genomen om de invloed van de jacht op het gedrag van de damherten te beperken.