'Berichten in de media laten zien dat er wel sprake was van het schenden van de geheimhouding, maar de commissie is er niet in geslaagd te achterhalen hoe en door wie dat is gebeurd', aldus de commissie.
Geen bewijs
De commissie van onderzoek heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die leiden tot een redelijk vermoeden van schuld van één of meer personen aan het opzettelijk schenden van de geheimhouding van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD).
Om die reden stelt de commissie aan de Tweede Kamer voor om vast te stellen dat genoegzame gronden voor vervolging ontbreken. De commissie betreurt dat zij niet heeft kunnen achterhalen hoe informatie uit de CIVD in de openbaarheid is gekomen.
De commissie van onderzoek heeft vanaf november 2015 in opdracht van de Tweede Kamer uitvoerig onderzoek gedaan naar het schenden van de geheimhouding waarvan door de CIVD in maart 2014 aangifte was gedaan. De commissie heeft gebruikgemaakt van het dossier van het Openbaar Ministerie (OM).
Totaal 19 personen gesproken
In totaal is met 19 personen een besloten voorgesprek gevoerd. De commissie heeft ervoor gekozen om alle fractievoorzitters die in de periode van december 2013 tot maart 2014 lid waren van de CIVD uit te nodigen en gericht te bevragen op hun contacten in die periode met de media.
In het bijzonder uiteraard waar het mediacontacten betrof over de CIVD. Hetzelfde gold voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De gesprekken hebben geen bekentenissen of voor anderen belastende verklaringen opgeleverd.