Als gevolg van een blaasontsteking ontstaan er ziekteverwekkende klonters van het eiwit α-synucleïne in de blaas die kunnen migreren naar de hersenen. De opstapeling van het eiwit in de hersenen beschadigt de hersencellen en kan leiden tot MSA. Dankzij dit onderzoek, gepubliceerd in Acta Neuropathologica, kan gezocht worden naar een manier om MSA te behandelen aan de bron, in plaats van enkel de symptomen te verlichten.
Multisysteematrofie (MSA) is een neurologische aandoening die zo’n 1 op de 25.000 mensen treft. Bij patiënten met MSA worden zenuwcellen en bepaalde hersengebieden geleidelijk aan aangetast en sterven deze uiteindelijk af. Dat veroorzaakt schade aan het autonome zenuwstelsel waardoor patiënten problemen ondervinden met onder andere ademhaling, vertering, controle over de blaas of regulatie van de bloeddruk. Er werd reeds aangetoond dat de opstapeling van het eiwit α-synucleïne in de hersenen zorgt voor de afbraak van hersencellen, maar de oorzaak van deze klontering was tot nu toe nog onbekend. Uit onderzoek van KU Leuven en Van Andel Research Institute blijkt dat blaasontstekingen een trigger kunnen zijn voor de opstapeling van α-synucleïne en zo bijdragen aan de ontwikkeling van MSA.
(Blaas)ontsteking als trigger
α-synucleïne komt bij iedereen voor in de hersenen en draagt bij tot een goede communicatie tussen hersencellen. Wanneer ons lichaam geïnfecteerd raakt door bijvoorbeeld een bacterie of virus, zal ook het immuunsysteem α-synucleïne produceren om de infectie af te weren. Een te hoge productie van α-synucleïne kan zorgen voor klontering waardoor cellen beschadigd raken en uiteindelijk afsterven.
Ingrijpen bij de bron
MSA is een agressieve aandoening die ervoor zorgt dat patiënten stelselmatig meer en meer hulp nodig hebben. Voorlopig kunnen artsen enkel de klachten verminderen, maar valt de ziekte zelf niet te genezen. “Nu we weten dat blaasontstekingen, of infecties in het algemeen, een rol spelen bij de ontwikkeling van MSA, kunnen we onderzoeken hoe we op het klonteringsmechanisme van α-synucleïne kunnen ingrijpen om de ziekte te behandelen aan de bron”, vertelt Peelaerts.
“Iedereen heeft wel eens een infectie en toch ontwikkelt slechts een beperkt aantal mensen MSA. Verder onderzoek is nodig om na te gaan wat er precies voor zorgt dat de ene patiënt meer aanleg heeft voor MSA dan de andere. Mogelijk is er een genetische verklaring voor”, besluit Peelaerts.