Onderzoeksleider en hoogleraar Psychologie Monique Smeets en haar collega’s onderwierpen 24 mannen aan hun onderzoek. In het laboratorium stelden zij deze deelnemers bloot aan horrorfilms, om vervolgens het okselzweet bij hen te vergaren. Later kregen de mannen grappige scènes uit films voorgeschoteld om het zweet op te kunnen vangen dat wordt afgestoten onder gelukkige omstandigheden. Tot slot ontspanden de mannen tijdens het kijken naar onder meer ‘Rail Away’, een tv-programma geschoten vanuit de trein die door rustgevende landschappen trekt. Dit om zo neutraal mogelijk okselzweet te verkrijgen.
Chemische vingerafdruk
De onderzoekers analyseerden de verschillende soorten zweet en concluderen nu dat de chemische samenstelling van angstzweet er heel anders uitziet dan de chemische samenstelling van zweet dat wordt afgescheiden als mensen geluk of een neutrale emotie ervaren. Daarmee hebben de onderzoekers een eerste stap gezet in het blootleggen van de chemische vingerafdruk van diverse lichaamsgeuren.
Niet alleen dieren communiceren met lichaamsgeur, ook mensen zijn daartoe in staat.
Niet alleen dieren
Zover Smeets en haar collega’s Jasper de Groot en voormalig collega Gün Semin kunnen nagaan, is dit de eerste studie die een relatie onderzocht tussen verscheidene ervaren emoties en de daar bijbehorende lichaamsgeuren. Smeets: “Dankzij een multidisciplinaire aanpak waarbij scheikundigen van Unilever R&D samenwerkten met psychologen aan de Universiteit Utrecht, hebben we kunnen aantonen dat niet alleen dieren communiceren met lichaamsgeur, maar dat ook mensen daartoe in staat zijn.”
Smell Lab
De Universiteit Utrecht heeft een speciaal laboratorium ingericht: het smell lab. Hier doen wetenschappers allerhande geuronderzoek. Smeets: “In ons lab bestuderen we hoe geuren gedrag beïnvloeden, en in het bijzonder hoe ‘sociale’ geuren, lichaamsgeuren, informatie communiceren van een verzender naar een ontvanger en daarbij adaptief gedrag sturen en reguleren. We onderzoeken welke rol geuren spelen bij de communicatie van emoties en in de binding tussen ouder en kind.”