Van der Swaluw onderscheidde tijdens zijn veldexperiment drie groepen: De kortetermijngroep deed 13 weken lang wekelijks mee aan een loterij (ter waarde van 100 euro). Alle deelnemers konden iedere week opnieuw winnen, maar kregen hun prijs alleen als ze in de betreffende week het doel gehaald hadden (twee of meer sportschoolbezoeken per week). De langetermijngroep deed in de eerste 13 weken mee aan 13 identieke loterijen en deed daarna nog mee aan nóg een loterij, die na 26 weken plaatsvond. In een controlegroep vonden er geen loterijen plaats.
Na succesvolle resultaten in het eerste halfjaar van de Beweegloterij, keek Van der Swaluw ook wat er in het half jaar na de Beweegloterijen gebeurde met de deelnemers. Hij constateerde dat de deelnemers die 26 weken hadden meegedaan vaker hun beweegdoel haalden. 24 procent van de deelnemers die het langst hadden meegedaan aan de loterij haalde na een jaar zijn streefdoel, namelijk minimaal twee keer sporten in de week. Bij de andere groepen lag dat percentage beduidend lager: 15 procent.
Wat het gewicht betreft vond de onderzoeker van het RIVM geen significant verschil tussen de drie onderzochte groepen. Het gewicht van alle deelnemers daalde in de eerste dertien weken licht en bleef daarna stabiel. Van der Swaluw concludeert dan ook dat de Beweegloterij nog geen effect op gewicht heeft gehad, maar mensen wel kan steunen om regelmatig te blijven sporten.
Het RIVM gaat in de komende jaren onderzoeken of met deze methode mensen ook geholpen kunnen worden bij het stoppen met roken.