Voor zuigelingen die flesvoeding krijgen volstaat deze dosis, omdat zij tegen later optredende bloedingen voldoende beschermd zijn door de vitamine K die in dit type voeding zit. Bij borstgevoede zuigelingen is dit niet het geval, daarom krijgen zij vervolgdoses orale vitamine K. In 2011 zijn deze vervolgdoses verhoogd, omdat in Nederland, vergeleken met het buitenland, meer bloedingen voorkwamen voornamelijk bij borstgevoede zuigelingen met een verstoorde vetopname. Zij nemen vitamine K minder goed op en hebben dus een grotere kans dat een tekort ontstaat dat kan leiden tot een bloeding.
Uit recente gegevens blijkt dat de verhoging van de doses niet heeft geleid tot een daling van het aantal bloedingen bij deze risicogroep. Daarom heeft de Commissie Voeding van de Gezondheidsraad de stand van wetenschap over vitamine K opnieuw op een rij gezet en komt zij vervolgens met een nieuw advies.
Nadeel van orale toediening is bovendien dat therapietrouw een belangrijke rol speelt en dat bijvoorbeeld diarree de opname van de vitamine kan verminderen. Omdat bij de geboorte niet te voorspellen is welke zuigelingen tot de risicogroep behoren, adviseert de commissie het beleid voor alle borstgevoede zuigelingen aan te passen. Zij adviseert over te gaan op eenmalige intramusculaire toediening van één milligram vitamine K vlak na de geboorte. Belangrijke overweging daarbij is dat van deze vorm van toediening bekend is dat hij ook goed werkt bij zuigelingen uit de risicogroep.
Daarnaast adviseert de commissie om een oraal alternatief te bieden aan ouders die hun kind niet willen laten injecteren. Dit zou moeten bestaan uit drie maal twee milligram vitamine K (bij de geboorte, na 4 tot 6 dagen en 4 tot 6 weken) bij borstgevoede zuigelingen.
Voor zuigelingen die vanaf de geboorte flesvoeding krijgen kan de vitamine K-toediening blijven zoals die nu is (één milligram oraal vlak na de geboorte).