De ongelijkheid wordt meestal uitgedrukt in de Gini-coëfficiënt. De waarde varieert tussen 0 (iedereen heeft een gelijk inkomen) en 1 (slechts één huishouden heeft inkomen, de rest heeft niets). In 2022 was de ongelijkheid in inkomen volgens de Gini-coëfficiënt gelijk aan 0,285. De ongelijkheid in vermogen was met 0,711 een stuk groter. De vermogensongelijkheid is tussen 2015 en 2022 door de stijging van de huizenprijzen sterk afgenomen.
Inkomensongelijkheid gestegen in jaren ‘80 In de tweede helft van de jaren tachtig na een zware recessie nam de inkomensongelijkheid toe. Toen stegen de lonen sterk en kwamen er steeds meer tweeverdieners, terwijl het minimumloon en veel uitkeringen werden bevroren. Ook demografische ontwikkelingen als vergrijzing, immigratie en een groeiende groep alleenstaanden speelden een rol. Met de Oort-operatie in 1990, waarbij een aanzienlijke lastenverlichting voor vooral werkenden plaatsvond, steeg de ongelijkheid opnieuw.
Inkomensongelijkheid gestegen in jaren ‘80
In de tweede helft van de jaren tachtig na een zware recessie nam de inkomensongelijkheid toe. Toen stegen de lonen sterk en kwamen er steeds meer tweeverdieners, terwijl het minimumloon en veel uitkeringen werden bevroren. Ook demografische ontwikkelingen als vergrijzing, immigratie en een groeiende groep alleenstaanden speelden een rol. Met de Oort-operatie in 1990, waarbij een aanzienlijke lastenverlichting voor vooral werkenden plaatsvond, steeg de ongelijkheid opnieuw.
De kleine toename van de ongelijkheid in 2001 had te maken met het nieuwe belastingstelsel dat in dat jaar werd ingevoerd. De toenames in 2007, 2014, 2017 en 2019 waren het gevolg van gunstige fiscale maatregelen voor directeur-grootaandeelhouders in die jaren.