De Oekraïense vluchtelingen die na de Russische invasie van eind februari 2022 naar Nederland kwamen, hebben geen werkvergunning nodig om te mogen werken. Hiermee hebben zij een uitzonderingspositie ten opzichte van andere migranten van buiten de Europese Unie of de landen uit de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA). Ongeveer 65 duizend van de Oekraïners in Nederland waren tussen de 15 en 65 jaar oud. Ruim 30 duizend van hen werkten in loondienst voor een Nederlandse werkgever. Dat komt neer op 46 procent.
Meestal flexibel contract en deeltijdwerk
De meeste Oekraïense vluchtelingen waren werkzaam als oproepkracht (26 procent), uitzendkracht (43 procent), of hadden een ander tijdelijk dienstverband (28 procent). Het grootste deel van de vluchtelingen werkte in deeltijd: 58 procent werkte minder dan 25 uur per week; 13 procent werkte voltijds (35 uur of meer). Ze werkten gemiddeld meer uren per week dan begin juli. Het aandeel dat meer dan 20 uur per week werkte nam met 38 procent toe. Ook werkte een groter percentage dan in juli als uitzendkracht en een kleiner percentage als oproepkracht.
De meeste Oekraïense vluchtelingen waren werkzaam in de sector zakelijke dienstverlening (56 procent). Onder deze bedrijfstak vallen de uitzendbureaus. Vaak is niet na te gaan naar welke bedrijfstak uitzendkrachten worden uitgezonden. Behalve in de zakelijke dienstverlening werkten er naar verhouding ook veel Oekraïense vluchtelingen in de bedrijfstak handel, vervoer en horeca. Van hen werkten de meesten in de horeca.
Vluchtelingen met niet-Oekraïense nationaliteit vaker werkzaam
Van de vluchtelingen uit Oekraïne heeft 8 procent niet de Oekraïense nationaliteit. Het gaat om 6,8 duizend mensen, van wie de meesten de Nigeriaanse of Marokkaanse nationaliteit hebben, of die van een land behorende tot de voormalige Sovjet-Unie. Van deze groep is drie kwart man (75 procent). Bij de vluchtelingen met de Oekraïense nationaliteit vormen mannen juist de minderheid (38 procent).
Van de groep met een niet-Oekraïense nationaliteit werkte een groter deel dan van de groep met de Oekraïense nationaliteit (68 procent tegenover 44 procent). Dat ging vooral op voor jonge mannen (77 procent tegenover 38 procent in de leeftijdscategorie 15 tot 25 jaar). Ook begin juli was dat al het geval, maar het verschil was in november groter geworden.
Verder had 16 procent van degenen met een niet-Oekraïense nationaliteit meer dan één baan tegelijkertijd. Dat is meer dan twee keer zo vaak als in de groep met de Oekraïense nationaliteit.