Niettemin waarschuwt CPB-directeur Pieter Hasekamp naar aanleiding van de scenario’s: “Het kabinet heeft met de steunmaatregelen tijd gekocht, maar moet nu snel nadenken over een exit-strategie vanaf 2023. We zullen rekening moeten houden met structureel hogere energieprijzen. Een structureel probleem vraagt om structurele oplossingen, het huidige prijsplafond is dat niet.”
Inflatie en koopkracht
In het basisscenario komt de inflatie (cpi) in 2023 uit op 3,5%. Zonder het prijsplafond zou de inflatie 2,5%-punt hoger liggen. Vanwege de grote onzekerheid over het verloop van de energieprijzen, schetst het CPB in de publicatie naast een basisscenario op basis van de huidige gasprijsverwachtingen ook drie andere scenario’s: een lagere gasprijs, een hogere gasprijs en een hogere gasprijs in combinatie met een strenge winter en dus meer gasgebruik. De scenario’s laten zien dat het prijsplafond ervoor zorgt dat huishoudens een stuk minder gevoelig zijn voor de ontwikkeling van de energieprijzen. In beide scenario’s met hogere gasprijzen loopt de inflatie en het doorsnee koopkrachtverlies slechts met 0,2%-punt op ten opzichte van het basisscenario.
Als gevolg van het beleid worden de lagere inkomens het meest gecompenseerd voor de hoge inflatie. Er is echter ook sprake van inflatie-ongelijkheid, omdat lagere inkomensgroepen gemiddeld een groter aandeel van hun inkomen aan energie besteden. Deze verschillen in energiegebruik zijn niet meegenomen in de koopkrachtcijfers, maar wel in een nieuwe stresstest naar de kosten van levensonderhoud. Deze stresstest laat zien dat in het basisscenario ongeveer 430.000 huishoudens risico lopen om de vaste en noodzakelijke lasten (zoals voedsel, woonlasten en energiekosten) niet meer te kunnen betalen. In het ‘strenge winterscenario’ kan dit oplopen tot 500.000 huishoudens.
Overheidsfinanciën
In het basisscenario bedragen de kosten voor het prijsplafond 8,4 miljard euro en deze lopen op tot 13,1 miljard euro in het ‘strenge winterscenario’. Deze kosten en andere extra overheidsuitgaven leiden tot een verdere verslechtering van het EMU-saldo in 2023. In september bij de Macro Economische Verkenning liep dit op tot 2,5% bbp, maar nu komt het EMU-tekort uit op 3,0% bbp in 2023. Uit de scenario’s blijkt dat hogere of lagere gasprijzen slechts een beperkt effect hebben op EMU-saldo, omdat de gasbaten ook meebewegen met de gasprijs.
Structurele oplossingen
De verwachting is dat de energieprijzen ook na 2023 hoog blijven. De verslechtering van de overheidsfinanciën betekent dat de rekening doorschuift naar de toekomst. Daarbij dient bedacht te worden dat de gasbaten na 2023 naar verwachting dalen, omdat er dan conform het gasbesluit minder gas gewonnen zal worden. Generieke koopkrachtmaatregelen, zoals het energieprijsplafond, zijn ongericht; niet alle huishoudens hebben de compensatie financieel nodig. Het neemt ook de prikkel weg tot de noodzakelijke energiebesparing en verduurzaming. Ook kan het huidige beleid de energieprijzen en de inflatie verder opstuwen en verstoort het plafond de werking van de energiemarkt, met ongewenste uitkomsten tot gevolg. Koopkrachtherstel zal uiteindelijk primair moeten komen uit een aanpassing van de lonen. Overheidsbeleid kan het beste gericht worden op verduurzaming en energiebesparing en gerichte compensatie van de meest kwetsbare huishoudens.